Onderstaande schreef ik als reflectie én voorbereiding op een eventuele betrekking bij ArtEZ in Zwolle. Het mocht niet baten, er was ergens een betere...

 

“Kunst verandert.”

Van zichzelf en anderen. Kunst is een venster op de werkelijkheid en tegelijk een representatie ervan. Via het werk van een kunstenaar kun je zowel de wereld als die kunstenaar beter gaan begrijpen en dat maakt dat je zelf ook verandert. Begrijpen betekent hier ook erkennen dat er verandering is en die omarmen. “Gelukkig is hij die vrede heeft met zijn lot, wat dat ook mag zijn.” Maar tegelijk leidt tevredenheid niet tot omwentelingen of veranderingen. Moeten we ergens voor strijden of juist toekijken hoe de dingen veranderen?

Verandering is helaas niet populair. We willen wel verbeteren, maar zijn bang om ten kwade te veranderen, als we al begrijpen wat dat “kwade” dan is. We zijn bang van mening te veranderen in discussie met een ander. Polarisatie bestaat omdat we zo met onszelf bezig zijn. De wereld verandert in religieuze, politieke en materiële zin. We worden seculier of bekeren ons, conflicten ontstaan, het water komt, we gaan dood, onze waarden kalven af. Is dat erg? Of is dat juist nodig om tot het nieuwe te komen?

Is die verandering in zichzelf waardevol genoeg om de tolerantieparadox toe te staan? Is de behoefte aan diversiteit en inclusie groot genoeg om ondermijnende elementen te accepteren? Ja, het klimaat verandert. En dan? Durf verder te denken, waar brengt het ons?

Experimenteren

Kunst maken is ook een beetje zoeken naar wat werkt of niet. En als het werkt kun je proberen te begrijpen waarom dat zo is. Je weet het niet. Het beste is het als je ook inderdaad niet weet waar je mee bezig bent, zodat je onbevangen bent. Zo ontwikkel je gaandeweg vaardigheden waarvan je niet wist dat je ze had. Je moet je vooral niet laten sturen door de dingen die je zelf belangrijk vindt, want dan kom je alleen maar achter de dingen die je al weet.

Zo experimenteer ik ook en weet ik ook heel goed dat ik lang niet alles goed kan. In mijn onderwijspraktijk probeer ik zoveel mogelijk uit. Doe je dat met een open vizier, in een veilige omgeving, dan leert iedereen van elkaar.

Voorbeeld: ik ben onbewust de politiek-culturele achtergrond van een leerling aan het kwetsen. Ik wil daar een gesprek over voeren, maar dat wordt bemoeilijkt door mijn wens/eis om een “geldig” argument en zijn verontwaardiging over mijn uiting. Pas later besef ik dat ik er teveel uit wil. Hoewel felle standpunten soms “gewoon niet okee” zijn kom je niet verder als je je eigen gelijk wilt blijven halen.

Experimenteren betekent uiteraard dat het ook regelmatig mis gaat. Daaruit leren vind ik heel waardevol. Demissionair minister Dijkgraaf brak een tijd geleden een lans voor dat mislukken, proberen, vallen en weer opstaan. Dat is allemaal leuk en aardig, maar je vermeldt dat niet op je cv, want de successen ogen natuurlijk beter. Proefondervindelijke kennis is beter dan adviezen herhalen.

Kunst zet aan tot vernieuwende ideeën en alternatieve denkwijzen. 

Je kunt de wereld anders leren begrijpen. Ik verwijs graag naar de ontdekking van de ruimte, van het perspectief tot de dimensie tijd. Proefondervindelijk én in samenloop met wetenschappelijke ontwikkelingen ontstaat het kubisme. Eerst is er het impressionisme, dat een kort moment weergeeft. Uit die vluchtige werkwijze ontstaat het besef dat momenten elkaar opvolgen. Die momenten kun je ook tegelijk weergeven. Niet toevallig wordt er gelijktijdig in de wetenschap gevorderd op het gebied van de kwantummechanica, dat ook de aard van tijd onderzoekt, en al eerder schrijft Henri Bergson over tijd en duur.

Synergie tussen praktijk en theorie

Je stelt een hypothese op, gaat aan de slag en merkt dat je hypothese beter kan. Maar zoals ik al eerder schreef moet je je ook weer niet teveel laten leiden door resultaten en antwoorden op vragen die gericht gesteld zijn. Je vraag is het instrument waarmee je het antwoord meet, maar dat instrument is ontworpen voor die specifieke vraag. Parallel aan de wetenschap: je kunt met een thermometer alleen temperatuurverschillen meten. Als wat je zoekt iets anders is, zonder dat je dat kan zien op je instrument, ga je dus met die gerichte vragen niet veel verder komen. Een kunstenaar is niet iemand die antwoorden zoekt op goed geformuleerde vragen — zoals een wetenschapper — maar iemand die op zoek is naar welke vragen hij moet stellen. Daarin gaat hij aan de wetenschapper vooraf, heeft een grotere uitdaging, een onduidelijker werkveld.

The medium is the message, wat mij betreft. Mijn lespraktijk is zelf een onderzoek naar hoe de lespraktijk eruit dient te zien. De methode leidt hier niet tot een specifiek resultaat, omdat dat resultaat niet als iets specifieks mag worden voorbepaald. Kunst onttrekt zich juist aan die theoretische of academische contouren of bepalingen. Of dat zou toch moeten.

Een voorbeeld: een eerstejaars studente in de cursus academisch schrijven vroeg mij waarom je je standpunt altijd in een bepaalde formule tekst moet omzetten. Waarom niet een kunstwerk? Mij lijkt dat heel valide, maar je komt er alleen mee weg op de kunstacademie omdat de universiteit van onder tot boven theoretisch is. Dat leidt tot een spiraal, tunnelvisie. Er is buiten tekst nog veel meer aan de werkelijkheid of de menselijke conditie dat zich in die tekst niet of moelijk uit laat drukken.

Een aanverwant voorbeeld uit de kunst: de circulaire taal van de aliens in de film Arrival. Denken in tekst maakt dat je het buiten de tekst gelegene niet kunt uitdrukken. De aliens in Arrival denken niet lineair, want ze zijn meerdimensionaal. Hun taal onttrekt zich aan ons tijdsbesef. Leren we denken op hun manier, dan ontsnappen we aan de klok. Op een andere manier kunnen we ons ook losmaken van heersende conventies of dogma’s, door ons te onttrekken aan talige beperkingen via erkenning van kunst als werkelijkheid.

Kunstenaars putten (ook) uit die enorme bron die buiten tekst ligt. (Ironisch dat ik dat allemaal op moet schrijven.) —> Ways of knowing.

Onderzoeksessay

Je oriënteren op theorie is belangrijk, je koers bepalen is zinvol, maar daaraan vooraf gaat het zoeken. Vergelijk het met navigeren op een kaart of in de ruimte. En je moet je exits en vertakkingen niet dichttimmeren. Een eerste oefening zou zijn om je te bezinnen op waarom je thema je thema is, en of je niet te bevooroordeeld bent in het belang ervan. Een beetje afstand kan helpen.

Onderzoek naar, onderzoek ten behoeve van of onderzoek in?

Onderzoek naar veronderstelt een onderzoek vanuit theorie, dus vanuit het academische taaldomein dat geen toegang heeft tot de werkelijkheid van het werk. (haha, werk-elijkheid!) Interpreteren vanuit theorie betekent een afstand tussen de theorie en het werk of de kunstenaar. Een soort etiologie, uit antropologische theorie. Die kunstenaar onderzoeken, zijn bewegingen opschrijven, maar niet per se “voelen”. Niet in die wereld zijn.

Onderzoek ten behoeve van betekent onderzoek naar de middelen die ingezet worden om iets te realiseren. Dus materiaalonderzoek en toepassingen ervan. Het onderzoekt hoe kunst kan worden gedaan.

Onderzoek in is wat er onder artistic research verstaan wordt. Dus onderzoek dat niet te begrijpen valt als één van de twee bovenstaande definities. In een Engelse term kan dit het best worden begrepen als practice as research. Het doen is het onderzoek. In de termen van Mihaly Csikszentmihaly: the doing is the thing (en the medium is the message)! Er is geen afstand meer tussen onderzoeker en kunstenaar, er wordt niet in een zuiver theoretische werkelijkheid gedacht en het onderzoek betreft niet de randverschijnselen ter ondersteuning van kunst. In de woorden van Joanne Dijkman: “Artistic research is het zichtbaar maken van geïnternaliseerde kennis in kunstwerken.”

Maar niet alle kunstwerken — of resultaten van kunsthandelingen — zijn onderzoek. Dat onderscheid moet gemaakt worden om niet alles tot onderzoek te reduceren of al het onderzoek betekenisloos te maken. (want waar leidt het dan toe?) Uit dat onderzoek komt ook werk voort dat door dat onderzoek mogelijk gemaakt is. Dat wordt ondersteund met onderzoek. Want daar is het onderzoek voor. Zoals ook een les resultaat is van voorgaand onderzoek, en er een verdeling is van proces en resultaat. Dat is schaalbaar: een resultaat kan ook onderdeel zijn van een proces, dat ligt eraan hoe je het bekijkt. Zo kunnen we ook naar kunstwerken kijken. Een les is ook deels ervaring, kennis en deels experiment. Dat blijft idealiter bestaan.

Meedenken over ontwikkeling van het curriculum

Ik heb voor de UU meegedacht over een module (het was eerst een minor) ondernemerschap voor geesteswetenschappers. Uiteindelijk moest dat leiden tot een “eindwerk”: reflectie, portfolio en profiel. Dit is prima om te zetten naar kunsteducatie. Onderdelen zijn bijvoorbeeld:

  • Wat is (van) waarde? Hoe ermee de wereld in te gaan? Gesitueerdheid en plaatsbepaling.
  • De student/kunstenaar als economische eenheid; of: studeren/werken in een neoliberaal klimaat.
  • Triade vak - persoon - wereld. Zelf mee nadenken over het curriculum, wat denk je dat belangrijk is om te leren? (constructive alignment: maak een betere versie van het vak)
  • Het versplinterde individu.
  • Collect > transform > personalize > visualize: expanding performance.
  • Bricolage / plannen : wat werkt en waarom?
  • Embodiment / objectification / institutionalisation.
  • Handelen als kunstenaar / docent / ondernemer. Kunstenaarsantropologie: hoe zit een kunstenaar in elkaar? Hoe zit een ondernemer in elkaar? Hoe zit een docent in elkaar?
  • (De)instrumentalisering. Een ding of een waarde?
  • Critical making: al je ideeën/technieken naar een werk.
  • Onderzoek de afhankelijkheidsrelatie tussen jouw professionele zelf en je afnemer. Wil je on top blijven of moet je overbodig worden?

Innovatieve vormen van kunsteducatie

Ik heb zelf een buitenactiviteit bedacht met een tweedejaars klas in het VO. We maakten collages van afval. Die werden in een mooie compositie op papier geplakt. Het was een oefening met spontane materialen en een opruimactie. Helemaal indachtig Spoerri.

Een andere oefening begon als een traditioneel portret van een klasgenoot. Eens die tekening af was verzocht ik de leerlingen om het portret in stukken te knippen langs rechte lijnen. Vervolgens moesten ze stukken uitwisselen met elkaar. Dat leidde tot kubistische portretten maar belangrijker nog, hopelijk tot het inzicht dat je trapsgewijs met je materiaal kan werken. Dat er zoiets bestaat als creative destruction.

Kunst + leer = zweetvoeten?

Meer uitzoomend vind ik de wens wetenschappelijk artistiek onderzoek te kunnen of willen doen problematisch. Een kunstenaar kan zich bezig houden met zaken die zich in reguliere taal moeilijk of niet uit laten drukken. De manieren van kennen (ways of knowing) tussen 1) een wetenschapper die de wetenschappelijke methode bedrijft en dat in disciplinaire tradities en conventies uitdrukt ten behoeve van uitwisseling met andere wetenschappers in die discipline en 2) een kunstenaar die intuïtief, experimenteel en proefondervindelijk te werk gaat zijn zeer verschillend. Het vinden van common ground kan die vergelijking wellicht rechtvaardigen, maar ten behoeve van wat? Waarom moet er aan de wetenschappelijke methode worden voldaan als de kunst(enaars)praktijk zich door die methode moeilijk laat grijpen? Dit zijn problemen die een rol spelen bij interdisciplinair onderwijs. Daar is een vergelijkende analyse maken tamelijk eenvoudig: het komt erop neer dat het disciplinair jargon vertaald moet worden, dat methodes worden vergeleken — kun je mensen opensnijden om hun meningen te vinden? — of dat aannames worden geëxpliciteerd. Disciplines liggen in elkaars verlengde omdat ze vanuit een gemeenschappelijke wortel voortkomen. Als er geen overlap mogelijk is onderzoeken die disciplines verschillende werkelijkheden. Als het gaat om de wetenschappelijke methode en practice as research hebben we het over verschillende werkelijkheden, me dunkt, en die onder dwang samenbrengen betekent dat één van de twee door de knieën moet.

Mijn bezwaar zit hem erin dat wetenschap zogenaamd superieur is aan de kunstpraktijk. Maar wetenschap is nooit af en kan dus niet iets afdwingen van een heel andere bezigheid. Reflecteren op je kunst is niet wetenschappelijk en ook geen kunst, kan dus in beide gevallen niet de doorslag geven maar is wel een essentieel onderdeel van (de relatie tussen) de maker en het werk, en dus een noodzakelijk onderdeel van onderzoek of kennis nemen of begrip vormen van de kunstpraktijk.

Onderzoeksdiscours van kunsteducatie en onderwijsfilosofie

Joanne Dijkman inventariseert wat artistiek onderzoek in haar “Het proefschrift van een kunstenaar” en constateert dat er verschillende focuspunten zijn, van proces en context tot resultaat. Ook zijn er verschillende ideeën over de rol of waarde van reflectie op het proces, omdat dat een afstand veronderstelt. Het komt uiteindelijk neer op hoe groot die afstand is als die wordt bewaard. Anders is het ook geen onderzoek als praktijk meer, maar wordt het onderzaak naar de praktijk.

Dit alles illustreert de moeilijkheid van de wetenschappelijke methode ten opzichte van de artistieke methode. En zoals ik al eerder schreef is theoretische of talige oriëntatie en nadruk daarin een obstakel. Mijns inziens is de hang naar (theoretisch) academisme niet meer van deze tijd. De wereld is diverser dan taal alleen, daarvan zouden we toch inmiddels doordrongen moeten zijn. Een belangrijke toevoeging zou dus zijn om in het onderwijs een focuspunt te maken van wat taal is, hoe theorie werkt en wat er buiten het talige dus per definitie onbesproken blijft.

Talige concepten

Manieren van uitdrukken is de core business van de kunstacademie. Je dan toeleggen op theorie zou een amputatie zijn van juist de prikkelende kwaliteiten van het niet-tekstuele of niet-talige. Een voorbeeld: het werk van Gordon Matta-Clark uit de jaren ’70 speelt met onze concepties van binnen en buiten. Persoonlijk liep ik daarbij tegen onzegbare zaken aan die zich tussen die twee concepten bevinden. Wat bevindt zich tussen een gebouw en een sculptuur? We interpreteren die dingen via talige structuren. (Lou Salome zou zeggen dat die taal ons juist scheidt van onze omgeving omdat we de dingen als niet-onszelf leren kennen, maar dat is een ander blik wormen.) Willen we een bredere blik op de werkelijkheid vormen dan moeten we dus niet in uitsluitend taal blijven denken. Ik denk in termen als binnen en buiten, en in termen als gebouw en sculptuur. En in plat en ruimtelijk. Die concepten maken zaken bespreekbaar maar kaderen ook af. Zijn dus zowel afperkingen als beperkingen. Hadden we die concepten niet, dan kon het alles zijn. In die grijze zone ligt de toegevoegde waarde van het artistieke, en het artistieke onderzoek zou die ruimte moeten herkennen, erkennen en verkennen. De taal die we daarvoor nodig hebben is nog niet geformuleerd. Dat is de uitdaging van artistic research en daarom past het niet in het academisch discours. De kritiek dat artistic research niet past in de (bewezen) traditie van de wetenschappelijke, empirische en logische methode zou juist een argument voor artistic research moeten zijn.

Diversiteit en zelfkennis

Ik denk dat ik ongewone ideeën en uitgangspunten naar de tafel breng. Ik ben wellicht een witte man van middelbare leeftijd, maar ik ben ook een dwarsdenker, een activist, een ontevreden en kritisch doorzager. Ik hou van klagen, want klagen is — zo zegt Maarten Doorman — de basis van de cultuur. Tegelijk huldig is bepaalde waarden uit de vrijmetselarij: luister en veroordeel niet. Vergelijk, discussieer niet. Werk aan jezelf vanuit een moreel beginsel, en werk zo aan elkaar. Waar ik van die leer afwijk is hoe de vrijmetselarij denkt over het Grote Bouwwerk waar we ons als bouwstukken in dienen te voegen. Ik geloof in een divers geheel van bouwwerken, die wellicht tezamen weer een meerdimensionaal bouwwerk vormen dat zich onttrekt aan het menselijk begrip. Het belangrijkste uitgangspunt is dat je werkt aan jezelf, jezelf probeert te kennen en je op zo’n manier nuttig wilt maken.

Diversiteit is een beetje een inflatoir woord, de betekenis is vaag geworden. Waar het mijns inziens op neerkomt is dat je niet teveel probeert te onderhouden. Een gezond systeem bestaat uit krachten en tegenkrachten. In grote systemen en bij belanghebbenden treedt eenvoudig een zekere neiging tot dogma op. Dat heb ik gemerkt bij mijn vorige werkgever, de UU. Daar was eenbreed gedragen onvrede over protocollen en werkwijzen, maar slechts een enkeling sprak zich erover uit omdat het belang het dienstverband was. Collega’s streefden naar een comfortabele modus in de vorm van een doorstroom of een vaste taak. Mijn analyse van het systeem leerde me dat de strategische personeelsplanning geen garanties bood, en daar kom je pas lopende het tweede jaar achter. Na het derde word je geacht te vertrekken, want vaste banen zijn riskant voor de universiteit als werkgever. Daar werd geen verantwoordelijkheid genomen, me dunkt. En dat bracht me ertoe assertief mijn rechten te claimen. Krachten en tegenkrachten worden slechts getolereerd als ze ingekapseld in het systeem functioneren. Aan die vorm van (bestuurlijke) diversiteit ontbreekt het teveel, want organisaties laten zich leiden door belangen. Zo is het buzzword diversiteit zelf een belang geworden. Consequent doorgevoerd, of als een chaotisch element in een systeem geïntroduceerd, is het risicovol. En instituten (organisaties) zijn vooral op hun eigen behoud uit. Dat is het eerste waar ik mee af zou willen rekenen, want zelfbehoud staat haaks op de pedagogische taak jezelf overbodig te willen maken.

Invasieve exoten gaan uiteindelijk ook dood. Doorlopende ontwikkeling veronderstelt een leven en sterven. Onze angst voor wat er na dat sterven komt — overdrachtelijk of niet — weerhoudt ons van echte ontwikkeling. Onze soort had niet bestaan als de oudste soorten zichzelf hadden gehandhaafd. Onze toekomst is gebaat bij ons verdwijnen. Wat komt er na klimaatverandering?

Denk groot en na de dood. Ook dat is vrijmetselarij: trouw aan de broederschap en erkenning van de zekerheid van de dood. Ken uzelve.

Hoe dan ook: elke diverse groep behoeft een misantroop en een masochist. Hoe ver reikt het diversiteitsprincipe? En hoe past de tolerantieparadox hierin? Wordt die diversiteit gemodereerd?

Mijn kunstpraktijk

Zelf ben ik praktisch opgeleid op de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Hoewel ik vanaf het VWO met een aanbeveling door mijn docent en mentor de overstap naar kunstonderwijs heb gemaakt ben ik me niet toe gaan leggen op praktische (of ambachtelijke) kunsten. Ik was vooral geprikkeld door de theorie, die ik nog altijd verbind aan de concrete werken (of minder concreet in geval van conceptuele kunstuitingen). Ik heb geëxperimenteerd met fotografie en grafisch ontwerp en uiteindelijk mijn diploma gehaald met audiovisueel werk. Ontwerp en sfeer in bewegend beeld greep me het meest. Maar na dat diploma vond ik dat er nog altijd een theoretisch gat was en ben ik naar de Universiteit Utrecht gegaan om dat te vullen met allerhande disciplines. Wat me daarin aanspreekt is samenhang, hoe kennis en ideeën door grenzen heen lekken, want de wereld is een knoop. Elke draad heeft een eigen pad. Hoe de dingen samenkomen is interessant, niet om de dingen maar om de verbanden.

Die interdisciplinariteit zet ik graag voort in het echte leven. Ik maak niet zozeer concrete dingen, maar zoek graag naar de structuur van de dingen, hoe we die zelf maken of hoe we erdoor geleefd worden. Daarom vind ik situationisme en fluxus erg interessant. De dingen zelf zijn slechts interessant in hun context, totstandkoming en ondergang.

Ik ben ook als voorzitter van de stichting Cultuurhuis der Zotheid actief. We proberen voor kleine kunstenaars projecten te financieren via gemeentelijke geldstromen.

Waarom het HBO?

Ik zou graag met een zekere focus en diepgang werken aan thema’s die me na aan het hart liggen. In mijn geval komen er bij ArtEZ drie van mijn persoonlijke sporen samen: kunst, onderwijs en schrijven. Dat schrijven, de theoretische verdieping, heb ik kunnen toepassen als werkgroepdocent bij mijn eigen studie Liberal Arts & Sciences. In de academische wereld moet je echter promoveren om kans te maken op een vaste aanstelling, dus ik heb 3 jaar aan mezelf gewerkt zonder daar mooie groeimogelijkheden te kunnen benutten. Dat wist ik toen ik ermee begon, maar ik wilde het heel graag. Lopende die drie jaar ben ik me wel actiever gaan verzetten tegen de manier waarop tijdelijke docenten worden behandeld. Ik ben in aanraking gekomen met de actiegroep 0.7 en toen ging het van kwaad tot erger. Deze cursussen vond ik evenwel erg leuk om te doen en ik heb ook gewerkt aan een minor of module ondernemerschap voor geesteswetenschappers die nooit van de grond is gekomen. Achteraf voelde dat als bezigheidstherapie, een zoethoudertje. Omdat ik niet bij de UU mocht blijven zoek ik nu naar iets soortgelijks in het HBO, waar de allure en prestige van academia minder een rol speelt maar een praktischere oriëntatie op de wereld bestaat.

Artistic research interesseert me, ik vind dat daar aandacht en erkenning voor mag zijn. De theoretische idee fixe, de wetenschappelijke methode als onbeweeglijk uitgangspunt, staat een bredere manier van kennen (ways of knowing) in de weg. Ik ben er van overtuigd dat de volgende paradigmaverschuiving verband zal houden met meer aandacht voor de intuïtie en de wisselwerking met het verstand, of het heen en weer bewegen tussen de rechter en de linker hersenhelft (zie Iain McGilchrist). In navolging van McGilchrist wil ik stellen dat die rechter hersenhelft ons de kunst en de intuïtie geeft die door de linker in taal wordt gegoten en waarop de rechter weer het geheel in begrijpelijke communicatie vertaalt. Als analogie daaraan is wat mij betreft die rechter hersenhelft de meer holistische en creatieve benadering van de werkelijkheid en dwingt de linker hersenhelft ons tot reductie ten gunste van de communiceerbaarheid. Dat is een knieval. Artistic research is mijns inziens een poging een totalere blik op onze relatie met de werkelijkheid te realiseren en uit te drukken. Alleen in tekst doet die werkelijkheid geen recht. Het boek als medium is een soort vernauwing, een drastische uitkleding, van een wereld waar veel meer informatie en kennis in zit, en die na het boek moet worden heropgebouwd in het hoofd van de lezer. Kunst draagt veel meer in zich dan alleen die reductie. Ik wil me inspannen om zo een serieuze “wetenschap” (bij gebrek aan een beter woord) te stimuleren en algemeen aanvaard te maken.

Tenslotte

Kunst is de rechter hersenhelft, wetenschap de linker. Die rechter helft heeft geen stem, moet zich uiten via links, en links neemt daarom de overhand, reduceert rechts. The intuitive mind is a sacred gift, and the rational mind a faithful servant.

Ik zie in mijn lespraktijk dat ik punten regelmatig illustreer met kunstwerken, met films of muziek, met wat kunstenaars zeggen met hun werk. Ik erken dus dat de taal niet afdoende is. Ik vul die gaten in de theorie met kunst.