Gelijk hebben en gelijk krijgen zijn twee verschillende dingen. Met de juiste woorden kun je iedereen voor je winnen, maar dat kan ook een risico zijn. Het is daarom niet alleen belangrijk om een goede argumentatie te kunnen optuigen maar ook moet je er een kunnen herkennen. Als je beide kunt is het schrijven van een essay of een betoog een eitje.

Een essay begint met een opvatting, een vermoeden, een standpunt. Essay moet je hier op zijn Frans lezen. Het Franse werkwoord essayer betekent proberen. Het is echter te plat om je essay als een “poging” te beschouwen, want dat zou betekenen dat je maar wat prijsschiet en dat is ook weer niet de bedoeling. Een betere vertaling is proeve. Een proeve van bekwaamheid in het schrijven, in het argumenteren, een balletje om op te gooien voor je publiek en te kijken hoe het valt. Eigenlijk is een essay een experiment, een wetenschappelijke exercitie, voor jezelf en je publiek. De reacties van die lezer, daar gaat het om. Daarvoor moet je een gepaste stijl gebruiken, een interessant standpunt innemen en je kundig uitdrukken. Als dat lukt ben je geslaagd! Maar er zijn verschillende gradaties van kwaliteit na te streven.

  1. Richt je je sterk op stijl of vorm, dan ben je een stilist. Je zult er plezier uit halen om mooie zinnen te schrijven en paragrafen stilistisch of symbolisch aan elkaar te koppelen en met elkaar te verweven. Misschien zoek je er wel een mooi lettertype bij. Maar vergeet niet: mind over matter!
  2. Wil je graag een standpunt maken, is het je om de inhoud te doen, dan ben je een opiniemaker. De valkuil hier is dat je Himmelhoch jauchzend of zu Tode betrübt als een bezetene tekeer gaat tegen een bepaald verschijnsel dat je wel of niet zint en dat je daarmee de toegang tot je tekst bemoeilijkt. Misschien wil ik helemaal niet iets moeilijks lezen. Dit conflict is het sterkst tussen de stilist en de opiniemaker. De stilist lokt je binnen met zoete woordjes of een uitdagende puzzel en de opiniemaker is de doorbitch die je moeilijk aankijkt.
  3. Als je je concentreert op de constructie van je argument, dan ben je een logicus. Dat kan nogal droog zijn, dit volgt uit dat, enzovoort. Pffff, saai. Maar als je argument niet klopt val je als stilist en opiniemaker door de mand en is de logische schrijver de winnaar. Dat hangt natuurlijk ook af van je publiek: vergelijk eens een tekst van Geenstijl met een tekst van Stormfront of Antifa en vergelijk die op hun beurt eens met een wetenschappelijke publicatie.

Het best is alle drie te doen, in zekere afweging, maar je zult je waarschijnlijk vooral in 1 van de drie kampen specialiseren. Uiteindelijk moet je wetenschappelijke teksten gaan schrijven, maar bij LAS houden we wel van een beetje pit. Dus: zoek je mooiste ganzenveer, je stevigste mening en hou je logische verstand erbij en je zit gebakken.

Werkvorm argumenteren: Patat of friet?

Je essay bevat een sleutelingrediënt: een standpunt. Dat kan straf of mild zijn, uiteindelijk staat of  valt het met je argumentatie. Een argumentatie bestaat uit een rangschikking van feiten of vermoedens die leiden tot een bepaalde overtuiging. Een voorbeeld: langwerpig gesneden in vet gebakken aardappel, is dat patat of friet?

Op de afbeelding zie je de patat-frietgrens. Er is blijkbaar geen consensus over hoe je die gele rakkers noemt. Je gebruikt zelf wel één van de twee, als het goed is. Dat is je overtuiging, je wist niet dat je hem had maar nu heb je hem en nu moet je hem ook verdedigen naar de andere kant. Wat ga je daarvoor meebrengen?

Je kunt zeggen: dat zeggen we altijd zo. Mijn moeder zegt het, mijn oma en ook mijn overgrootmoeder zei altijd: “Wils de de mayonais drop of denaeve?” Maar dat argument gaat een patatzegger niet overtuigen, want die zegt precies hetzelfde maar dan omgekeerd. Je kunt ook moeilijk zeggen dat alleen sukkels patat zeggen en slimme mensen friet, want die zijn heus niet zo netjes over het land verdeeld (…applaus van Brabanders… Wacht,… wat?).

Hoe ga je iemand overtuigen dat het éne woord beter is dan het andere? Patat, dat is een aardappel. Friet, dat komt van frituren, dat zegt meer over de bereidingswijze dan over het ingrediënt. Maar dat geldt ook voor gazpacho, carpaccio, stracciatella, coulis, smoothie, lasagne en stoemp. Of zeggen jullie hutspot? Wat is voornamer? Het ingrediënt of de bereidingswijze?

Patat, dat klinkt dik. En dik is slecht.  Wielrenners bedoelen met chasse patate de achtervolging van een demarreur die zijn voorsprong niet vast kan houden. De achtervolging van de domoor is de letterlijke betekenis. Patate is daar dus een scheldwoord. Potato, bataat, potet, kartoffel,… allemaal woorden voor de aardappel, en aardappel is weer een woord voor een hele oude slechte telefoon die weinig ander nut heeft dan als slagwapen te dienen. Waar komt toch die negatieve connotatie vandaan? Maar voornamer: gaat het je helpen in de strijd tegen de frietzeggers?

Friet, dat klinkt elegant. Als flûte of spriet of fiets. En fiets komt dan weer van vite, wat snel betekent. Friet is patat voor slanke, sportieve mensen. Patat is friet voor luie, dikke mensen. Friet eet je met een wijntje en een chèvre, patat met een halveliter en een Bratwurst. Dan moet je trouwens ook weer pommes zeggen, wat weer Frans is voor appels (eigenlijk voor aard-appels, pommes de terre, maar Duitsers waren al lui dus, ja…). Maar dat is omdat ze te lui zijn om pommes frites uit te spreken. Er bestaat geen Duits woord voor patat/friet. Er bestaat wel een Belgisch woord voor aardappel, en dat is patat! Als je in België patatten gaat eten dan krijg je geen friet!

Zijn we nu al dichterbij een oplossing voor het patat/friet-probleem? Je hebt er in ieder geval over na kunnen denken. Blijf dat nog even doen en wie weet los je een aloude vete in het Nederlands taalgebied op. Maar bedenk: gebruik zinnige argumenten!

Buiten de lijntjes argumenteren

Je kunt, puur voor de lol, het argument op de man spelen. “Sukkels zeggen friet,” bijvoorbeeld. Brabanders, Limburgers en Belgen. Als je je baseert op de dubieuze reputatie van deze culturen dan hanteer je een drogreden. Een drogreden is een argument dat vals is, omdat het logisch niet houdbaar is. We weten immers dat het onzin is iemand op basis van zijn afkomst dom te noemen. Dom zijn zit misschien wel in je familie, maar Limburgers zijn niet allemaal familie van elkaar. Die domme Limburger die je kent is dus niet representatief voor de hele provincie. Als je 1 ervaringsgeval laat gelden als representatief gebruik je de “N = 1” norm. Dat betekent dat je onvoldoende onderzoek hebt gedaan naar het fenomeen Limburger. Daarmee ontsla je jezelf van de discussie en heb je dus niet gewonnen. Ook niet per se verloren, maar je kunt zo in ieder geval je gelijk niet aantoonbaar maken.

Alle Limburgers dom noemen is bovendien een ad hominem: je speelt het op de mens en niet op de inhoud. Net als je met voetbal iemand wil neerhalen maar niet per se zijn bal wil bemachtigen. Stilisten houden hier wel van, omdat het ze een excuus geeft om lekker ruig en kleurrijk te schrijven. Dan fungeert die Limburger als metafoor of symbool, en dat is goed verteerbaar voor de lezer. Die zal in de meeste gevallen niet al te hard na willen denken bij wat hij leest (wat het succes van populistische politici en Fifty Shades of Gray verklaart).

Als je zegt dat patat het best is omdat friet stom is zeg je nog steeds niks inhoudelijks. De eerste propositie (patat is het best) volgt vanzelf uit de tweede propositie (friet is stom) en vice versa. Dat heet een cirkelredenering, ook wel petitio principii (“het begin verzoeken”) of circulus in probando (bewijscirkel) genoemd. Dit argument leeft in zijn eigen universum en daar heb je dus niks aan.

Zeg je patat omdat je vader dat zegt, en je houdt van je vader, dan is daarmee nog niks bewezen. Je vader kan een slimme man zijn, raketgeleerde of putjesschepper, maar als hij niet goed kan uitleggen waarom hij patat zegt is het feit dat je hem citeert niets waard. Dit heet een beroep op autoriteit, of argumentum ad verecundiam. Ik zeg het want hij zegt het en hem geloof ik. “Ja, hij doet dat ook!” Dat lijkt ook op het tegenovergestelde: ik doe dat niet want dat doen sukkels ook. Limburgers zijn sukkels omdat ze friet zeggen, of Limburgers zeggen friet omdat ze sukkels zijn, dat is natuurlijk hetzelfde en daarom is het dubbel bewezen… Toch? Maar dan heb je een gecombineerde drogreden: een cirkelredenering die een beroep doet op anderen. In dit geval een argumentum ad populum, een beroep op het volk. Welk volk, dat mag je dus zelf weten. Als iedereen dit denkt, dan denk ik dat ook. Eigenlijk is dit een beetje een oneerlijke, want we kijken allemaal naar onze buren. We nemen soortgelijke houdingen aan en praten ongeveer hetzelfde. En daarom is er de patat-frietgrens! Kijk, we komen tot een argument.

Als je patat zegt omdat je anders klappen krijgt (of je lichamelijke of geestelijke integriteit anderszins wordt geschaad) doe je dat natuurlijk niet omdat het wáár is. Dit heet een argumentum ad baculum, oftewel het argument van de stok. Je zou kunnen zeggen dat dit argument zwaarder weegt, het gaat niet alleen uit van de invloed van de groep, zoals bij het beroep op de anderen dat enigszins positief is, maar uit van de negatieve gevolgen die het heeft als je je niet aan de (onuitgesproken) regels houdt. Als je vader je zou slaan als je friet zegt en je zegt daarom patat en probeert er zelfs anderen van te overtuigen hetzelfde te doen dan heb je ook nog eens te maken met een beroep op de autoriteit, maar wat die autoriteit zo autoritair maakt is niet de objectieve kennis en wijsheid!

Je conformeren aan een groep is overigens heel normaal en wordt sociale cohesie genoemd, maar als je opvattingen actief en met geweld worden afgedwongen heb je zelf eigenlijk haast geen keuze meer. Dan kun je friet zeggen tussen de patatzeggers in Vak F en dan ben je een held, een martelaar voor de friet-zaak! Wat doet dat met je argument? Het is dan wel niet per se logisch, het kan toch wel degelijk zinnig in je argumentatie worden verwerkt. Op veel plekken in de wereld is dit immers dagelijkse werkelijkheid. Als het essay ergens het instrument voor is, dan is het wel voor het de rug toekeren naar de normen en waarden van de groep! Doe daar je voordeel mee. We leven in een vrij land.

Leuk hè, die gekke argumenten! Google maar eens “argumentum ad…” en je vindt er een dotje. Haal je favoriete eruit en probeer ze eens te verstoppen in je argument!

De ellende met drogredenen is wel dat ze lang niet altijd zo duidelijk zijn als deze voorbeelden. Een goede schrijver (of retoricus) gebruikt ze soms opzettelijk maar zo verstopt dat je er toch in tuint. Dan gebruikt die schrijver zijn vaardigheden om de lezer op het verkeerde been te zetten. Soms in zijn eigen voordeel maar soms ook gewoon voor de lol. Je zult ook goed uit moeten kijken dat je zelf niet stiekem of per ongeluk drogredenen hanteert! Ga dus altijd goed na of je bewering objectief is en of je hem kunt nagaan. Als je zo een paar beweringen of observaties hebt en je zet ze in een interessante volgorde bekwaam je jezelf in het redeneren, en daar krijg je gelijk mee!