Zoals te lezen is in op de PGO-pagina's heb ik inmiddels [2013] 3 fases doorlopen. Onderzoek doen is dan ook niet waar ik bijzonder warm voor loop. Wat ik wel interessant vind, of wat ik interessant ben gaan vinden, is hoe het komt dat onderwijs blijkbaar al 700 jaar hetzelfde is. Er zijn een aantal cruciale kantelpunten geweest in de lerarenopleiding, en één ervan was het schilderij dat Sander van Acht van Spons liet zien op de digitale didactiek-dag, hieronder afgebeeld.
 
 
Dit is een 14e eeuwse muurschildering uit Italië en wat we zien is direct vertaalbaar naar het moderne klaslokaal. Er staat een man achter een lessenaar te praten en er zitten een aantal mannen in de banken. Sommige met boeken, sommige zitten te slapen... Een modern tafereel, 700 jaar oud. En nog steeds actueel! Alles verandert in de wereld, behalve het onderwijs! Alle manieren waarop onderwijs zogenaamd "vernieuwd" is hebben niets uitgehaald. Dalton, Montessori, Steiner, Jan Ligthart, Iederwijs, de middenschool,... Allemaal leuke ideeën die maar niet willen aanslaan en in niches blijven. Tegenwoordig is er dan het zogeheten iPad-onderwijs waar Joost Eerdmans fel tegen polemiseerde in zijn radioprogramma op Radio 1, 2 juli jongstleden. "We verslonzen ons onderwijs" was de strekking van de stelling. Maar deze modegrill is uiteraard hetzelfde lot beschoren als al die andere goede ideeën. Uiteindelijk blijven we hangen aan het traditionele, eeuwenoude onderwijs. Alle vernieuwingspogingen falen. Is het dan niet verstandig om, voordat we de nieuwe poging tot vernieuwing gaan ontwerpen, te onderzoeken waarom die vernieuwingen falen?
 
Het antwoord zit hem in de wisselwerking tussen onderwijs en maatschappij. De maatschappij verlangt van haar leden dat ze meewerken aan de politieke en economische eenheid die hij behoort te vormen. We zien dit in een tamelijk letterlijke vorm terug in het frontispiece van Thomas Hobbes' Leviathan (1651).
Hobbes, Thomas (1651). Leviathan.
 
Het lichaam van de koning, die de natie verbindt en daarmee een maatschappelijke eenheid vormt, bestaat uit de som van haar delen, te weten de mensen waar de maatschappij uit bestaat. "De maatschappij, dat zijn wij." Allen zijn ze gericht op de koning, de koning is het centrum van de macht en de bindende factor. De maatschappij is een machine die alleen werkt als iedereen zijn taak vervult, en die taken worden, doorheen de geschiedenis, vastgelegd en geformuleerd. Vraagt de maatschappij om dokters, notarissen, advocaten en geestelijken, dan richt de maatschappij daar een orgaan voor in: de universiteit. Michel Foucault schrijft over de universiteit en de archeologie van kennis en typeert de universiteit als een orgaan dat in het leven is geroepen om de maatschappelijke bovenlaag aan de macht te houden. De universiteit is niet bedoeld voor alle lagen van de bevolking: niet voor vrouwen, niet voor negers en zeker niet voor voetvolk. De universiteit houdt het piramidale maatschappelijk systeem in stand, waarin iemand die voor een dubbeltje geboren is nooit een kwartje kan worden.
 
Tegenwoordig denken we daar anders over. Iedereen moet zich kunnen ontplooien, is het devies. Alleen gaat het in de kern niet om ontplooiing: de universiteit levert massafabrikaten af, geen handwerk. Onderwijs is een keten van productgerichte sequenties die voorbereiden op het volgende systeem. Het venijn zit hem in de successievelijke productgedachte die al begint bij de allerjongsten. Zelfs in de laagste klassen van het primair onderwijs zijn diagnostische toetsen zo onderhand gemeengoed. Zelfs als ze nog niet kunnen lezen moeten ze aangeven welke kleuren bij elkaar horen en welke vormen er niet bij horen. Zo worden ze "gemeten". En de ouders zijn maar wat geïnteresseerd in die resultaten. Het kan het bewijs zijn dat hun kind bijzonder begaafd is, kunnen ze trots zijn op de op handen zijnde soepele maatschappelijke assimilatie van hun kroost, maar het kan ook een zwakte aan het licht brengen. Dat moet er dan uitgewerkt worden, gladgestreken. Met extra taakjes om de standaardvaardigheden van het kind op peil te helpen kan het uiteindelijk toch netjes in de pas lopen. Het systeem is nietsontziend, iedereen wacht een diagnose en iedereen wordt zo geclassificeerd. Kinderen moeten presteren. Aan het einde van de basisschool worden ze voor de zoveelste keer getoetst en wordt bepaald op welk niveau ze het voortgezet onderwijs mogen instromen, wat ze voorbereidt op een eventuele hogere opleiding. Opleidingen die stuk voor stuk niet leiden tot individuele ontplooiing, maar tot voorbereiding, modellering naar de maatschappelijke behoeftes, met het diploma als bewijs. Dat presteren en het diploma als positieve reinforcer begint als bij het klassikaal veters strikken. Is een diploma het bewijs van kennis en vaardigheid of een maatschappelijk entreebewijs? Wat betekent het diploma anders dan dat het curriculum is doorlopen? Wordt er bij die doorloop rekening gehouden met de persoonlijke ontwikkeling? Wat draagt het curriculum bij aan praktische vaardigheden? Belangrijker nog: wordt iemand meer mens van een diploma? Ik denk het tegenovergestelde. Het diploma betekent een stukje van jezelf inleveren om beter aan te sluiten bij de gefabriceerde maatschappij.
 
Onderwijs komt voort uit de politieke en economische inrichting van het sociaal systeem. Onderwijs moet dus in de eerste plaats haar deelnemers voorbereiden op een effectief functioneren in het systeem. Het beoogt niet de leerlingen individueel te doen ontplooien. Individualiteit is helemaal niet belangrijk! Individuen zijn gevaarlijk! Individuen denken misschien wel na over de maatschappelijke regels om ze vervolgens te tarten, ze conformeren zich niet en daarom zijn ze gevaarlijk! (Van der Sloot, 1985) Dat gevaar wordt afgewend door individuen bezig te houden met een gefabriceerd curriculum voor een gefabriceerde maatschappij. Het traditionele productgerichte, op resultaat en succes beluste onderwijs werkt deze regels en systematisch in om zo geschikt te maken voor de maatschappelijke maatstaven. Wij ondergaan dit, ouders hebben het ondergaan, grootouders die kansen omdat ze leven in een niets-is-te-gek wederopbouwmentaliteit waarin een diploma een goed salaris betekent.
 
De resultaten van de leerlingen moeten gelden als bewijs naar de toekomstige werkgever. Dat staat letterlijk zo geschreven op pagina 10 van het rapport Onderwijsdifferentiatie en ongelijkheid: Nederland in vergelijkend perspectief, een rapport geschreven in opdracht van Ministerie van OC&W: "Standaardisatie van onderwijsprogramma’s draagt bij aan de transparantie van diploma’s: wat kunnen werkgevers verwachten van iemand met een bepaalde onderwijskwalificatie?" Wat zijn diploma's dan meer dan bewijzen van economische geschiktheid? Wat heeft dat met ontplooiing te maken? Waar is de individualiteit? Kinderen worden van jongs af aan in malletjes geduwd die gevormd zijn naar presteren in de economie. En dat weten de ouders ook! "Je moet goed leren jongen, dan krijg je later een goede baan!" Wat dat eigenlijk betekent is: dan verdien je veel geld en ben je gelukkig, maar heb je geen tijd en ruimte om jezelf te vinden. Hoe zit het dan met individuele ontplooiing? Waarom wordt die term er met de haren bij gesleept als het daar absoluut niet om gaat? Als onderwijsinstituten zijn opgericht om lopende band-werkers af te leveren in plaats van eigenwijze en autonome geesten, wie staan er dan feitelijk aan het roer? Worden we hier collectief belazerd door onze eigen ficties? Hoe zit het met het focuspunt autonomie in de pedagogiek? De algemene focus lijkt te liggen op competentie! Als onderwijs bedoeld is om sociaal geschikt te maken, op een repressieve manier de orde aan de allerjongsten al opdringt, waar is dan ruimte voor die autonomie?
 
Onderwijs is procesgericht: lever resultaat en je krijgt een cijfer en het cijfer kan je het diploma verstrekken en daarmee kun je een zinnig leven leiden. Een productief leven in een economisch systeem. Standaardisatie in het onderwijs is het gevolg van standaardisatie van de maatschappij. Die twee blijven elkaar over en weer beïnvloeden en dat is de reden dat het onderwijs na 700 jaar nog altijd hetzelfde is: we creëren onze eigen standaarden en komen er zo niet meer vanaf. Zonder diploma kom je nergens aan de bak en zonder werk heb je niets in te brengen. Zo worden ware autonome geesten buitenspel gezet. De wisselwerking tussen economie en onderwijs moet ergens onderbroken worden zodat er ruimte ontstaat voor procesgericht onderwijs, onderwijs dat individuen schept die met een eigen, frisse blik naar de wereld kunnen kijken. Een diploma is geen garantie of bewijs van verstand, het bewijst conformisme, een diep gevoed conformisme dat niet naar individuele ontplooiing en bevrediging leidt, maar naar een levenscrisis. Hoeveel mensen stellen zich niet de vraag "waar ben ik nou eigenlijk mee bezig?" Of in de woorden van Henny Vrienten "is dit alles?"
 
Zo kom ik spelenderwijs en vanuit een persoonlijke interesse in de structuur en de inrichting van onderwijs en hoe het zich verhoudt tot de droge werkelijkheid uit op onderzoeksvaardigheden: het aan elkaar knopen van stukjes informatie die beginnen als donkerbruine vermoedens en uiteindelijk niet geheel onterecht blijken. Uit alles wat ik in de laatste weken heb geschreven blijkt mijn gezonde weerzin van deze maatschappelijk-pedagogische inklinking en de schier-onmogelijke taak tot het rehabiliteren van het individu in het onderwijssysteem, want de praktijk vereist het diploma, dat diploma vereist resultaten en cijfers en dat vereist een product,... De voornaamste vraag aan de grondslag van de hervorming is dan hoe een opleiding in te richten die zich niet blind staart op cijfers en resultaten? Of: hoe kan resultaat worden geleverd vanuit een proces, vanuit een sprint in plaats van een finish? Dat is een vraag die mij waarschijnlijk mijn complete carrière bezig zal houden, en die voorlopig aan de basis van mijn voorzichtige pogingen tot onderzoek zal staan.
 
Al deze gedachten zouden nooit zijn ontstaan als ik niet was begonnen met mijn eigen resultaatgerichtheid, mijn eigen streven naar dat diploma om aan te kunnen schuiven in de beroepspraktijk. Mettertijd is er een bewustzijn ontstaan dat ik nu niet meer van me af kan zetten. Ik hoop dat de kern daarvan is overgekomen in voorgaande paragrafen. Want uiteindelijk is ook dit portfolio een product. Wel een bijzonder procesmatig ontstaan product (waar ik desondanks lang niet structureel genoeg aan heb gewerkt) maar het is een product ter toetsing en afsluiting van mijn leerweg. Maar die leerweg is natuurlijk nooit afgesloten. Maar ben ik geschikt genoeg om te beginnen met de beroepspraktijk? Gaan mijn ideeën ver genoeg en mijn overtuigingen diep genoeg? En kan ik die langs de wetenschappelijke meetlat leggen zonder me te hoeven schamen? Met andere woorden: conformeer ik mij genoeg in al mijn streven naar nonconformisme? Jij mag het zeggen, Ko. De ontwikkeling ligt voor je. Ik ben er een rijker mens op geworden, ook al noot ik al mijn bronnen niet netjes. Ik blijf ageren.