Als we onze taak als docent succesvol willen voltooien, moeten de studenten het werk zelf kunnen doen. Daarbij is het tegenstrijdig de student in allerlei protocollen te dwingen.

Twee studenten hebben mij al gevraagd: waarom moet ik schrijven? Is dat niet slechts één manier van je uitdrukken die prevaleert boven al die andere manieren waarop een opvatting of complexe gedachte vorm kan krijgen? Wat is er mis met de kunsten? (Hier haakt subversief kunstonderwijs in op hoe het er nu op de UU aan toe gaat.) Is schrijven wel zo’n zuivere intellectuele activiteit? Komt in wat we schrijven wel echt goed uit de verf wat onze intellectuele talenten zijn?

Het verborgen curriculum is het geheel aan neveneffecten van het reguliere onderwijscurriculum. Terwijl een leerling aan de hand van het regulier curriculum allerlei lessen krijgt voorgeschoteld, worden er tegelijkertijd meer onzichtbaar allerlei normen, waarden, of ook gedragingen aangeleerd. Een voorbeeld is het heel lang netjes kunnen stilzitten op een stoel en luisteren naar de docent – je zal het niet als leerdoel in het curriculum vinden maar het is wel degelijk iets wat je op school leert.

Als LAS ten doel heeft de complexe problemen van onze tijd het hoofd te bieden, waarom dan op slechts één manier: het artikel? Wat aangeleerd wordt op de universiteit is, als het verborgen curriculum, te schikken in een structuur. Is het niet juist zinnig om die structuur te bevragen? Oprechte toewijding en motivatie laat zich niet valideren in zo’n structuur, maar veel meer in de periferie daarvan. Hoewel een student braaf aanwezig kan zijn bij elk werkcollege en netjes zijn opdrachten kan maken wil dat niet zeggen dat het een goede student is. Het is een brave student, maar is hij ook goed?

We leren te zien wie echt goed is door te “toetsen” op zaken die niet in het curriculum worden meegenomen. Dat protocol is er om het werk voor de docent makkelijk te maken. De student moet zich daarin voegen om vlot en efficient afgewerkt te kunnen worden: vormeisen aan essays, notenapparaten, aanwezigheid, actieve deelname. Hoewel dat laatste een vereiste is, is van toetsing op dat vlak geen sprake. Wat rechtvaardigt mij het kaf van het koren te splitsen op intuïtie? Steven Johnson vindt die intuïtie zeer relevant, er zou meer naar geluisterd moeten worden. Formaliteiten vertragen dit, dwingen ons een formele rechtvaardiging op papier te zetten, maar is hier niet ook een slow hunch gaande? Wat we zien in de groep en dat niet in formele termen te rechtvaardigen is kan heel goed een precursor zijn voor een succesvol traject in leren en werken en begrip krijgen van complexe problemen.

Puttend uit eigen ervaring kan ik niet anders dan onderkennen dat motivatie bij studenten in kritieke fasen soms ver te zoeken is. En dan wordt er motivatie geveinsd of geforceerd: het moet af, er is een deadline. Tempo, termijn, aanwezigheid… deze criteria garanderen geen goede studenten en dus ook geen succesvolle complexe probleem-oplossers.

In een boek van Ivan Wolffers las ik het volgende: “‘De mens is een uitvinding waarvan de archeologie van ons denken gemakkelijk de jonge datum kan aantonen. En misschien ook het naderend einde. Als die dispositie (die de mens mogelijk maakte) mocht komen te verdwijnen zoals zij ook ooit verschenen is, dan mogen we wedden dat de mens zal worden uitgewist, zoals een gezicht in het zand aan de rand van de zee.’ Dit zijn de slotwoorden van Michel Foucault in De woorden en de dingen zoals Ger Groot ze tegen het einde van de twintigste eeuw heeft samengevat. () Het einde van de mens en in plaats daarvan meme- en logokopiërende slaven in een marktsysteem. Maar er is niet maar één wereldbeeld, er zijn er verschillende. Het gaat om een diversiteit van wereldbeelden, die elkaar uitdagen, uit dezelfde geschiedenis een ander verhaal vertellen, die elkaars woorden proberen te framen. Het gaat om bubbels en we moeten dapper zijn en ze doorprikken voor het te laat is.” Een pleidooi voor diversiteit op hoog niveau.

Karen Ho spreekt over de meritocratische feedback loop: een mechanisme dat, in haar geval, de dominantie van de Wall Street cultuur bevestigt. Het is moeilijk een autonome en afwijkende gedachte staande te houden als de omgeving de superioriteit en het gelijk van het andere lijkt te beweren. En daarin steeds effectiever wordt, want die loop creëert een omgeving waarin ze zichzelf in het middelpunt plaatst. Joris Luyendijk ziet hetzelfde gebeuren en noemt het capture, een term die gepopulariseerd is door Financial Times-columnist Willem Buiter:

“Bij corruptie doe je in ruil voor geld iets wat je anders niet had gedaan. Capture gaat een stap verder. Daarbij is er geen geld meer nodig, omdat je als politicus, toezichthouder of wetenschapper oprecht bent gaan geloven dat de wereld in elkaar zit zoals de bankiers ‘m schetsen. Graag had ik nu Willem Buiter geciteerd die dit in zijn magnum opus uitwerkt en onderbouwt met vergelijkende studies tussen landen en historische periodes. Helaas, dit standaardboek is er nooit gekomen. Willem Buiter werkt niet langer in de wetenschap en journalistiek. Hij is overgestapt naar de bank Citigroup.” (Luyendijk, 2015. 191-192.)

Luyendijk citeert eerder de hoogste baas van Citigroup: “Zolang de muziek aanstaat moet je dansen. We’re still dancing.” Dat was in 2007, kort voor in 2008 de pleuris uitbreekt. Luyendijk vertelt in de Tegenlicht-documentaire Bankgeheimen via de film Margin Call over de val van Lehman, in fictieve vorm. De CEO, John Tuld, verklaart slechts naar de muziek te luisteren: “I'm here for one reason and one reason alone. I'm here to guess what the music might do a week, a month, a year from now. That's it. Nothing more. And standing here tonight, I'm afraid that I don't hear - a - thing. Just... silence.” Luyendijk spreekt ook over the cull, het moment waarop je geruimd wordt, als bankier, in de explosieve en wankele omgeving die de bank is met een horizon van 5 minuten. Iedereen kan elk moment ontslagen worden. Zo wordt de top steeds stijver in plaats van flexibeler, tot er iets moet scheuren.

Mijn roep is er een om het erkennen van het verborgen curriculum, dat misschien wel zwaarder weegt dan daadwerkelijk inzicht krijgen in de complexe problemen waar LAS zich zogenoemd op richt. Het is ook juist voor LAS’ers mogelijk om het verborgen curriculum in de verschillende faculteiten te onderzoeken, omdat ze dat aan den lijve ondervinden. Hoe denken de verschillende faculteiten over die termen aanwezigheid, (actieve) deelname, termijn en tempo, opgeruimdheid en punctualiteit? Welke faculteiten denken dat je daar ook buiten kunt? Hoe zwaar weegt het sociale aspect van onderwijs ondergaan? Wat te denken van studenten die zich afzonderen? Wat is, op lange termijn, de uitwerking van het verborgen curriculum op het gedrag van de afgestudeerde professional? Zal die dat curriculum ook vereisen van zijn/haar eigen studenten of volgers?

Annette Krauss onderzocht dit verborgen curriculum in Utrecht onder het motto: “verplaatsingen in de ruimte en kennis die verborgen structuren en impliciete aannames zichtbaar maken.” Ze noemt dit een kritische artistieke praktijk. Bevraagd wordt wat hoort en op welke manier? Tonen ruimtelijke interventies aan dat het systeem zichzelf zuiver en efficient wil houden met minimale (epressief tolerante) studentenactiviteit? Welke ruimte krijgt de student met welk doel? Wat als we daarin ingrijpen? Volgt er straf? Welke norm wordt overtreden? Hoe geinternaliseerd is die norm? Wat zegt dit over machtsrelaties? En hoe worden die relaties meegenomen naar de volgende generatie? Hoe kunnen we hidden levels of complicity blootleggen in de regels van het instituut? En hoe kwalijk is die inschikkelijkheid? Hoe waardevol is het als een student dit oppikt en er tegenin wil gaan?

Hier speelt ook de macht van context. Als je omgeving gehoorzaam is, ben jij dat dan ook? Als de omgeving schoon is van obstakels, beweeg je dan sneller en vrijer of alleen efficienter? Wordt de school zo niet een non-place? Het is aan de LAS’er om die context te creëren, of beter, de LAS’ers, meervoud. Zij moeten een groep zijn die beweegt, als een zwerm spreeuwen, die niet volgens de heersende hegemonie beweegt, maar dynamisch is, zichzelf opschoont, elke beweging als een nieuwe ziet, in plaats van in dezelfde spiraal te vliegen in honger naar zelfbevestiging. Ironisch genoeg bieden in het verleden behaalde resultaten garantie genoeg voor de nieuwe beweging om precies hetzelfde te doen.

Hoe vind je mensen die, in een collectief, hun eigen, onbekende weg gaan?

Waar alles samenkomt

Karen Ho

Feedbackloops die de verafgoding van een bepaalde houding of verworvenheid realiseren. Autoriteit gebaseerd op zelfbevestiging. Focus op economie en economisering van kennis. “It wasn’t brains that got me here, I can assure you that,” aldus Wall Street CEO John Tuld (gespeeld door Jeremy Irons) in Margin Call (2011) over de zich ontwikkelende kredietcrisis. De cultuur van smartness maakt dat de volgende generatie en die daarna in steeds sterkere mate zullen blijven focussen op groei, in economische zin, niet in intellectuele of geestelijke zin. (Het motto van Luyendijks Dit kan niet waar zijn luidt: “Voor wijlen Gerd Baumann, die me leerde dat nieuwsgierigheid genoeg is.” Tevredenheid wordt als doel keihard voorbijgereden.) We moeten breken met de hegemonie van de groei en het consumentisme en kapitalisme dat ermee samenhangt. De blik is hier gericht op de zelfverklaarde top, een piramide die zichzelf bouwt en vervolgens moeilijk weer af te breken is. De aandacht hiervan afleiden door het te ontmantelen kan helpen bij het loslaten van de groei-doctrine.

De superioriteit die zichzelf bevestigt, en hiermee een monocultuur kweekt, is te vergelijken met de dominantie van het economisch denken. Maximaliseren is het streven. Hiertoe moet je bepaalde bewijsstukken verzamelen: diploma’s, een cv, contacten. In het economisch denken zijn dit echter geen middelen om iets anders te bereiken, maar een doel op zich. Vraag wat het doel is van de student. Waar wil hij/zij heen? Welke wetenschappers zijn populair? Welke vertrouwen of geloven we? In die feedbackloops is een grote rol weggelegd voor media, en hoe krijgen die vorm? We kunnen nog steeds leren van Marshall McLuhan: “The medium is the message.” En het pak maakt niet de man, maar zijn geest. Wat is dat voor norm? En zie je daar niet juist het conflict tussen mechanisme en etalage?

Steven Johnson

De groep beweegt zich, maar niemand weet waarheen. Waar we op varen is de onhoorbare muziek van de tijd, die door een “geest van de tijd” bepaald wordt. Hoe die geest vorm krijgt is een mysterie en niet door 1 individu te bepalen. Het gaat om de totale samenhang van alles en de noodzaak om daar inzicht in te verwerven. Johnson gaat ook over het ontwikkelen van dichtheid waarin informatie kan overvloeien en een intensieve dialoog kan plaatshebben. Die dichtheid kan ook bestaan in de verbondenheid van disciplinaire inzichten. Daarvoor is het noodzakelijk een brede blik aan te nemen.

Denk in schaal, en groot. Ideeën of opvattingen zijn, aldus Johnson, een netwerk van kleinere ideeën en opvattingen. Wie jij bent is een ingewikkeld samenspel van je geschiedenis. Het subtotaal van wat vooraf ging. En in samenwerking met andere personen kun jij een netwerk van complexe ideeën vormen die elkaar blijven beïnvloeden en inspireren. Johnson verklaart wat wij tijdgeest noemen als het vanzelfsprekende gevolg van interactie en verbondenheid. Of entropie?

“Innovatieve omgevingen gedijen bij nuttige fouten en lijden schade wanneer ze door de eisen van de kaliteitscontrole worden verstikt.” (Johnson, 2010. 135) Faal sneller, zegt Johnson. Dan heb je de nuttige fouten eerder achter de rug. Probeer vooral die fouten niet te voorkomen. Hij citeert ook Benjamin Franklin: “De waarheid is uniform en beperkt, de dwaling is echter oneindig gedifferentieerd.”

Malcolm Gladwell

LAS’ers zorgen voor een tipping point waarin we overgaan naar een andere tijd, een tijd van focus op het grotere geheel dat beinvloed wordt door omgevingsfactoren. Die omgeving manipuleren zal leiden tot nieuwe gedachten en opvattingen. De omgeving wordt bepaald door de beweging van de groep, het totaal, dat als een macro-organisme leeft en beweegt. Er moet besef zijn van het feit dat hoe de dingen gaan niet uitsluitend afhankelijk is van hoe de machine in elkaar steekt, maar ook in welke ruimte die machine staat. Analoog hieraan is de machinerie van de maatschappij. Als de groei-doctrine is ontmanteld en informatie-overloop in een hecht systeem wordt gerealiseerd zal dat een beslissend moment zijn in de intellectuele groei van de mens.

LAS kan The Few voortbrengen die inspireren, invloedrijk zijn. Het zijn experts (mavens) die moeten weten welke kanalen ze moeten aanroeren om hun gedachtegoed in de gemeenschap te krijgen (connectors). Maar zonder kennis van hoe die boodschap effectief verspreid kan worden zijn ze hulpeloos (salespeople). De LAS-zwerm heeft de potentie om invloed te hebben op het hele academische klimaat, maar bestaat ook niet zonder de losse faculteiten. Het gaat om een mentaliteit die bij verbondenheid, dichtheid, kan overlopen op de omgeving, en dan is de context gerealiseerd.

Michel Foucault

En voilà, we zijn aanbeland in de nieuwe intellectuele revolutie, een nieuwe epistemische wending. We volgen het pad van Foucault’s De woorden en de dingen, dat de eerste ommekeer plaatst aan het begin van de 17e eeuw. De mens wordt zich bewust van zichzelf en neemt zichzelf op zijn eigen scheppingen, de werkelijkheid verdubbelt. Vervolgens is er een tweede verdieping in Nietzsche en De Sade, die nieuwe mogelijkheden ontdekken (God is dood, pijn is genot). Helaas heeft Foucault zelf niet mogen meemaken hoe digitale media tot in de kleinste haarvaten van het maatschappelijk netwerk zijn doorgedrongen, wat zou hij gezegd hebben van het nu? Zou het nu ongeveer zijn dat de mens zijn epistème andermaal ziet kantelen? En hoe zou Foucault dit noemen?

Ideeën

We moeten ons zorgen maken over het intellectuele klimaat. Studenten die succes zien als het verdienen van geld, waarmee een comfortabel leven, gezondheid, een mooi huis, grammable reizen en een leuke partner kan worden gekocht, zijn werkuigelijke studenten. Storm Troopers. Deze studenten vormen een normatief klimaat dat zichzelf handhaaft in de feedback loop. Het wordt tijd de Bildung terug te brengen, te oriënteren op meer dan een dikke portemonnee maar op karakter, inzicht en evenwicht. Daartoe kan LAS helpen, maar dan moet ze ook doen wat ze anderen opdraagt. De machine moet niet gebouwd, maar begrepen worden. Niet het product, maar de manier waarop het tot stand komt geeft inzicht.

Ideeën komen niet vanzelf of ineens: ze zijn opeenhopingen van talloze kleine ideeën. Zo ook zou het onderwijs vorm moeten krijgen. Niet in voltooide taalproducten, ideeën moeten juist meer vrije ruimte krijgen. Ik krijg de beste ideeën niet als ik zit te schrijven of als ik lees per se, maar als je juist andere dingen doet. Hoe verzamel je voldoende “gewicht” in je ideeëncollectief om er iets nieuws uit te laten ontstaan? Dus waarom niet buiten de rubrics ideeën verzamelen. In het schrijven van poëzie, fictie, of het maken van beelden. Het ontwerpen van nieuwe vormen. Ideeontwikkeling en vormonderzoek. Uiteindelijk is de talige weerslag ervan slechts een Platonische schaduw van het werkelijke idee dat ertoe inspireert.

Vergelijkende ideekunde

Een idee (of: indruk) is als een Higgs-boson die gewicht krijgt in het Higgs-veld, maar dat moet weer opgespannen worden. In een dicht opgespannen Higgs-veld landen willekeurige indrukken met meer massa (gravitas), vertragen ze en krijgen ze “vlees en botten”. Uit deze eerste botsingen is het koolstofgebaseerd leven ontstaan. Koolstof is als ideeën. En meer losse ideeën met meer massa vormen een vruchtbaar klimaat voor nieuwe ideeën. En zo worden de ideeën steeds beter. Gaat alles niet over verbindingen, dichtheid, informatie-overloop? En daarvoor is interactie nodig, niet alleen tussen het individu en de omgeving, maar ook tussen de individuen onderling en tussen groepen individuen.

Ideeën gedragen zich ook evolutionair: er is geen eureka-moment, maar een voorlopige voltooiing van een groeiproces, waarbij mini-ideeën samenvlokken tot een nieuwe mogelijkheid. En dat herhaalt zich steedd weer. “Our best ideas start as something else, a vague sense of possibility, a hint of something bigger.” En zo schrijf ik ook dit stuk. Ik krijg er nog geen vinger achter, maar ik ruik als het ware de appeltaart op de vensterbank. Is dit idee ook een gezicht in het zand?

Hoe meer verbondenheid, hoe meer iets “waar” wordt. We geloven in wat ons verbindt. Godsdienst, wetten, normen en waarden. Deze dingen bestaan niet fysiek, maar in idee-vorm. Karen Ho beschrijft hoe een feedback loop zorgt voor gewicht, de idee van waarheid. Een geloof in smartness. Deze loop wordt steeds nauwer en kan uiteindelijk slechts barsten. Steven Johnson beschrijft het idee als een verbinding ideeën die doorlopend verbindingen blijven maken. Malcolm Gladwell ziet het individu als verbonden met de omgeving, waarin de waarheid vorm krijgt: in de wisselwerking ontstaat de werkelijkheid. Maar we zijn niet hulpeloos. We kunnen die omgeving beïnvloeden via de verbinding de werkelijkheid veranderen. Het is juist in het verbinden van van alles en nog wat waar LAS zijn/haar taak ziet. Wat het gaat opleveren is nog niet bekend, de beweging is omgekeerd aan disciplinaire specialisatie en kent geen doel. De nuttige dwaling, die de specialist op koers houdt, zal de LAS’er juist continu van zijn pad moeten trekken, op zoek naar mooie bermtaferelen. Het geloof in de grotere waarheid, los van de verbindingen, moet hiervoor losgelaten worden en de normatieve najaging ervan gestaakt.

LAS moet een groep zijn, een pulserend, bouwend, vermoedend, dwalend netwerk van netwerken in netwerken dat beweegt maar zich niet laat dwingen, en zo een omgeving creëert (een Higgs-veld) waar anderen in kunnen leren. Het moet hegemonieën blootleggen, aantonen en omverwerpen en dichter en dichter blijven worden, zichzelf sturen, een mentaliteit zijn in plaats van een discipline. Wij zijn geen queens. Wij geen servants. We zijn een dwalende zwerm.

En oprechte motivatie is niet eens nodig: als LAS’ers de demonen in de Chinese kamer zijn, gemotiveerd of niet maar wel geïnstrueerd, krijgen ze als vanzelf, de regels van emerging patterns volgend, een beweging op gang die de omgeving mee zal nemen. Dat is ook hoe, aldus Wikipedia, Erik Verlinde zwaartekracht beschrijft: “gravity as an emergent phenomenon that springs from the quantum entanglement of small bits of spacetime information.” Zwaartekracht verschijnt (emerges) uit de verbinding van ruimte-tijd informatie. (Er is geen materie, alleen data?) Zo verschijnen ideeën ook uit de verbinding van kennis en verschijnen culturen (in brede zin) uit de verbinding van individuen (fysieke netwerken van gedachte-netwerken). In de verbinding van culturen, die elk hun eigen pad hebben gevolgd, ontstaat weer iets anders. Wat dat is? Daar leidt de LAS’er ons heen.

De normativiteit van wat de mens is, zoals Foucault hem beschrijft, zal in verbinding met zijn alternatief het gezicht uit het zand wissen, en er iets anders voor in de plaats tekenen. Wat er verschijnt?

Vragen

  1. Zijn we idealisten (iets moet zo en zo), realisten (ik moet de huur betalen) of pragmatisten (als het werkt is het goed, hoe het moet is afhankelijk van wat er is)?
  2. Hoe zit het met onze (on)afhankelijkheid? Heffen we onszelf effectief op? Wat is het alternatief? Zijn we docenten of werknemers? (Denk aan Niels van Miltenburg die, en ik parafraseer, de universiteit bedankt voor de baan die hem een hypotheek oplevert waarmee hij zijn gezin kan huisvesten en er dus nog een kindje bij kan en hij kan stoppen met LAS-werk.)
  3. Zit er iets in ons dat we willen overdragen, of laat dat zich niet communiceren in een klaslokaal? Gaat het om wat we doen, of om hoe we het doen?
  4. Wat vermoeden we zelf? Is dat vermoeden voldoende om op te varen? Moet dat vermoeden gevalideerd worden? En hoe dan?
  5. Hoe om te gaan met subversieve studenten? Hoe creëren we een subversief klimaat? Hoe kunnen we subversiviteit faciliteren? Of is dat een contradiction in terminis?
  6. Is het belang van onderzoek en expressie duidelijk? En hoe geven we aandacht aan andere vormen van expressie (kunst, literatuur, podium,…) bij LAS? Vormen die inhaken op intuïtie en vermoedens in plaats van op gekwantificeerde (taal)matrijzen?