Zijn wij ons brein? Zie hier direct een sterke tegenstelling bij alfa en beta-wetenschappers. Zijn er slechts feiten, of is er meer dat (vooralsnog) niet gemeten of waargenomen wordt? Dick Swaab zoekt naar materiële verklaringen voor gedrag en voorkeuren als anorexia, depressie of homoseksualiteit. Vandaag lijkt dat nog steeds een probleem: als homoseksualiteit in de hersenen zit, is dat dan een aantijging of een beschuldiging die een materiële “norm” veronderstelt? Moet gedrag of persoonlijkheid iets “efemeers” zijn om tegemoet te komen aan de sacrale status die we aan het individu of het persoon-zijn toekennen? Gaan we dan niet te makkelijk uit van een zeker dualisme of spiritualisme?

Een van de founding fathers van LAS, André Klukhuhn, verzet zich ook tegen de opmerkingen van Swaab, die hij te filosofisch vindt en niet falsifieerbaar, maar erger nog: hij vindt het moeilijk te accepteren. (https://vimeo.com/90686698) Dat is wat het is om een mens te zijn. Wat is een ervaring? Kunnen we die terugbrengen tot iets materieels of iets mechanisch? En zijn we dan weer terug bij Bentham en diens calculus-hedonisme.

Een soort middenweg wordt gevonden in de epigenetica: onderzoek naar de invloed van omgeving en ervaring op het DNA-profiel. Het totale profiel lijkt vatbaar voor bepaalde invloeden, waarmee bij latere generaties gevolgen kunnen optreden van ervaringen en omgeving bij ouders en grootouders. Het DNA verandert niet, maar de functie verandert wel. Eigenlijk is dit niet zo heel vreemd: de totale DNA-opmaak is een enorme verzameling informatie en mogelijkheden waarbij in dat complete patroon soms iets wel of niet geactiveerd wordt. Dat toont eerder een onvolledig methode in het in kaart brengen van DNA-profielen dan dat het een wonderbaarlijk onzichtbaar effect is. Met andere woorden: de genen hebben een extra functie of mogelijkheid die niet goed gemeten, gezien of opgemerkt wordt.

(Dit is eventueel vergelijkbaar met kwantum-activiteit in onze eigen materiële omgeving: de materie is in potentie veel meer dan we bij oppervlakkige meting constateren. Er zijn kwantummogelijkheden die zich juist ook aan meting onttrekken, op dezelfde manier kan ons lichaam in potentie meer zijn dan slechts een stapel cellen, maar kunnen die cellen op kwantumwijze “superposed” zijn. Wat leert dit ons over de materie? Dat het fysicalisme van de betawetenschappen zich kan verenigen met het meer filosofische of efemere van de geesteswetenschappen, daar waar die geest zich ontvouwt in genetische potentie.)

Nociceptie = pijnzin: het vermogen om pijn of schade te (voor)voelen. Ook belangrijk bij het tegenovergestelde: comfort. Meten we nog wel voldoende ons eigen comfort of zijn we daar door psychologische of culturele omstandigheden aan “gewend”? En wat is de functie van pijn, anders dan ons te waarschuwen voor eventuele levensgevaarlijke dreigingen? Vergelijk met de kreeft en zijn pantser in de parabel van Twersky: in een mensencultuur wordt pijn gesedeerd met een pil of een tegemoetkoming ter vergroting van comfort, maar welke effecten heeft dat op onze omgang met de omgeving? Is pijn soms niet noodzakelijk, hoe gaan bijvoorbeeld topsporters ermee om? Is daar pijn een fysieke of een psychische ervaring van een gebrek aan comfort en gemak? En moeten we ons daarvoor sederen?

“To our knowledge, neuroimaging studies of pain have not identified a single brain region that has not also been implicated in aspects of reward processing. The insula encodes taste and food cravings (Pelchat et al., 2004; Small and Apkarian, 2006); the ACC represents reward size (Koyama et al., 2001; Rogers et al., 2004); and the amygdala is involved in anticipation of pleasant taste.” — pijn en genot zijn een samenwerking, bestaan dankzij elkaar en beïnvloeden elkaar. “In the face of a large food reward, which can only be obtained at the cost of a small amount of pain, for instance, it would be beneficial if the pleasurable food reduced pain unpleasantness.” —> common currency

Homeostasis = een optimaal evenwicht in het lichaam. Bij extreme pijn is extreme verlichting gewenst, bij extreme verveling is extreme prikkel gewenst. Alles om een evenwicht terug te brengen. Zo is ook een extreme verveling en het extreme niets een prettige afwisseling met een extreme drukte. Dus de pendule van Schopenhauer. “Honger maakt rauwe bonen zoet.” Gelijkaardig is teveel zoet prettig afgewisseld met zuur, en zo maak je een perfecte maaltijd: balans, smaakvrienden, maar alleen op een dragende structuur van receptoren. Denk aan een ideale maaltijd, waarbij smaken elkaar aanvullen of een teveel opheffen, of in graduele toename en opeenstapeling dat genot in het vinden van een evenwicht bereiken, met eventuele bijdragen voor een pairing met wijn, bier of sap. Al die dimensies, smaken, gevoelen, combinaties, opeenvolging, zijn prima metaforen voor hoe pijn en genot bij elkaar horen.

Smaak is een illusie

Pijn en genot zijn manifestaties van de smaak in extreme zin, zijn afhankelijk van sensorische perceptie. De studie van Siri Leknes streeft naar een objectieve benadering van deze zintuiglijke waarneming, maar geeft ook aan dat dat het objectiveren van die data afhankelijk is van het oprekken van het onderzoeksveld. Hoe we iets ervaren is afhankelijk van talloze omgevingsfactoren, zoals ook gastronomen zullen onderschrijven: een wijn wordt anders ervaren bij verschillende kleur en geur-info, maar ook door wat er zich in de directe smaakomgeving afspeelt: bij welk gerecht, op welk moment van de dag, voor, na of tussen bepaalde gangen. Dat maakt haute cuisine een oefening in het rangschikken van objectieve sense-data in een complex geheel van indrukken waarin alles invloed heeft op alles. Niet alleen de smaken en geuren zelf, maar ook de omgeving en de entourage, alles dat we weten draagt bij aan alles dat we ervaren. Dat betekent niet dat die smaak uitgesproken subjectief is, maar dat de manier van rangschikking van die data subjectiviteit suggereert omdat de uitkomsten bij elke waarnemer zo uiteenlopend zijn. Met andere woorden: de discipline smaak doet voorkomen dat dat iets subjectiefs is, maar in werkelijkheid worden te weinig gegevens betrokken bij de discussie over smaak. Als we het totale veld van wat het subject is effectief in kaart kunnen brengen (zoals Swaab suggereert in zijn “Wij zijn ons brein”) dan kunnen we sluitende objectieve beweringen doen. Alles dat geesteswetenschappers als een “goddelijke vonk” of een bewijs van het “mens-zijn” aanvoeren in kunst, cultuur en het debat tussen nature/nurture, kwantiteit en kwaliteit en object en subject, is eigenlijk het gevolg van onvoldoende begrip van en inzicht in het fenomeen mens. Geesteswetenschappers belemmeren hierin het voortschrijdend inzicht door te hameren op de soevereiniteit van de mens, whatever that may be. Die soevereiniteit is te reduceren tot een optelsom van deelfactoren, maar zolang we die niet volledig onder de lens hebben ontvlucht het “mens-zijn” ons en blijven we het “geest” noemen, zoals wij geesteswetenschappers dat doen.

Dit is eenvoudig te bewijzen door ’s ochtends na het tandenpoetsen en ’s avonds bij de biefstuk een glas Bordeaux te drinken. De wijn verandert niet, wel de omgevingsfactoren, en als we die begrijpen, dan begrijpen we de mens als ontvanger van data die in zichzelf zuiver is, maar besmet wordt met onze gebrekkige menselijke conditie. Wat je verwacht draagt bij aan wat je ervaart: als je pijn verwacht en het valt mee is er opluchting, als je verlichting verwacht en je krijgt pijn voelt de pijn erger dan wanneer je die niet verwacht, aldus Leknes. Frustratie en teleurstelling maken de ervaring zwaarder. Maar anticipatie naar aanleiding van een “cue” zorgt zelfs voor een milde opluchting op het moment dat de pijnprikkel gegeven wordt. Mildere pijn geeft daarin zelfs meer plezier dan geen pijn, omdat de verwachting wordt ingelost én meevalt. Is er geen pijn dan blijft er slechts de verwachting van pijn (dread) en dat wordt frustrerend ervaren.

“A recent study has investigated the hedonic value of waiting for pain, which they call dread (although despite the obvious hedonic connotations of this term, the authors present their findings largely in terms of neuroeconomical utility rather than hedonic displea- sure).” 324 — Interessant gebeuren dat je hier ziet is dat er gekozen wordt voor een specifiek wetenschappelijk kader. Neuro-economie is ook wel neuromarketing, dat onderzoekt hoe mensen keuzes maken in een combinatie van neurologie, economie en psychologie. Hierbij moet direct worden opgemerkt dat de homo economicus, die rationele beslissingen maakt over hoe zijn eigen welzijn maximaal te vergroten, in de werkelijkheid niet werkt. We zijn niet uitsluitend rationeel, maar in zeer sterke mate irrationeel te noemen. Dat bewijst zich in hoe we speelbal lijken van onze zintuigelijke waarnemingen en van genot naar genot wandelen zonder er echt over na te denken of te begrijpen hoe dat genot in elkaar zit. In neuroeconomisch nut vs. hedonisme presenteert de studie zich uitdrukkelijk als relevant voor commerciële doeleinden, waarmee de onderzoekers hun eigen “nut” vooral in commerciële zin proberen te kwantificeren.

“[S]everal subjects found waiting for the painful elec- tric shocks so aversive that they opted for increasing pain intensity just to shorten the wait.” Get this over with.

“Little research has focused on the pleasure of waiting for something good, despite theoretical suggestions that the anticipation may even be the best part.” 324 — Zie hier Winnie the Pooh in een opmerking van vorige week.

Een beloning is net zo fijn als opluchting na pijn.

Analgesia= pijnstilling “A stronger form of the hypothesis—that pleasure and analgesia are identical—has been rejected.” —> Dat is wel wat Arendt zegt, dat we niet genot maximaliseren maar juist pijn terugbrengen. Denk aan het doden van tijd, het verdrijven van verveling met technologie. (Geef je de onderklassen minder tijd zijn tragische maatschappelijke positie te overdenken, dan zou dat gunstige effecten hebben op de politiek, namelijk minder domme opmerkingen van de serieus te nemen democratische benedengemiddeld intelligente helft van de bevolking.)

Nociception = pijnzin

Antinociception = tegen de pijnzin in.

 

 

 

 

Opponent proces theory stelt dat er voor elke waarneming een tegengesteld proces wordt opgewekt. Op termijn neemt de kracht van het eerste proces af en die van het tweede toe. Het plezier van de eerste smaaksensatie neemt af en de correctie van een volgproces neemt toe, waardoor het genot afneemt en de compensatie of nasleep vervelender wordt. Het tegenproces is het gevolg van hemeostase: het zichzelf herstellende lichaam. Denk aan nicotine en ook aan drankgebruik: het lichaam dient te “herstellen”, alcohol moet uit het bloed en dat leidt bij subjecten die al enigszins op leeftijd zijn tot steeds sterkere negatieve effecten die het functioneren op zeker moment gaan hinderen. OPT lijkt een beetje op “dark matter”, waarbij een tegenhanger noodzakelijk is om een evenwicht in stand te houden. Het uitgangspunt is dus dat dat evenwicht is waar het lichaam naar streeft. OPT verklaart ook hoe aversieve of onaangename processen toch als aangenaam kunnen worden ervaren, namelijk als “contragewichten” voor extremen naar het tegenovergestelde uiteinde van het continuum. Denk zout en tequila, banaan en pindakaas, kaas en stroop, gebakken ei en cola, koffie en zout, watermeloen en feta. Dit is de studie van eten, drinken en de zintuiglijke waarnemingen. Pijn is nooit pure pijn maar een over- of onderprikkeling van een balans of homeostase. Per saldo is balans in een maaltijd een technische en chemische aangelegenheid. Tannine in rode wijn wordt afgebroken door bepaalde eiwitten (in bijvoorbeeld vlees), wrange wijn met kaas is dan beter dan met fruit. Zoet en zuur moeten ook in balans: een beendroge chablis moet je niet bij taart of ijs drinken. En er is ook nog de psychologie van het voorjaar op een terras met een pilsje of de winter bij de kachel met een Bourgogne. Ook kleur en consistentie moeten elkaar aanvullen, en dan gaat het al niet meer om smaak. Zo serveer je geen wortelpuree met oranje zalm en zoete aardappel, aldus hoofd voedingsdienst Jan Planjer. Het is allemaal een kwestie van smaak, maar die smaak is het resultaat van een complexe som. Dus toch een argument voor Bentham?

“It is certainly possible that thrilling activities like skydiving provide “relief” from an otherwise flat affective state.” 325 — zo’n flat state is ook de belevingswereld van Edward in Twilight: hij hoeft voor weinig dingen bang te zijn, weinig schaadt hem. Dat maakt dat hij extreme prikkels nodig heeft. Onsterfelijken of anderszins “onderprikkelden” die voor sterfelijken vanzelfsprekende gevaren uit de weg moeten gaan hebben die sterkere impuls nodig, waar iemand die zich afschermt van de wereld (zintuiglijke deprivatie in zekere zin) zich alleen maar gevoeliger maakt voor de eenvoudigste indrukken. Een kluizenaar of een heremiet die leeft op water en brood kan genieten van de mogelijkheid van een biefstuk met rode wijn, meer zelfs dan iemand die elke dag biefstuk met rode wijn neemt. Dat is wat Slavoj Zizek de thrilling romance of orthodoxy noemt: abstinentie maakt het verlangen sterk, maar daaraan toegeven neemt elke opbouw en elk verlangen weg, waarna de hele cyclus opnieuw moet worden doorlopen. Edward is een goede christen door Bella niet leeg te zuigen, of het beheerst te doen. Skydivers stompen zichzelf af, waar heremieten zichzelf aanscherpen. Detoxen, haast. Leknes schrijft: “a popular misconception among Christians is that there is automatic merit to suffering, and that by suffering one shows oneself to be a better Christian.” Het is dan ook niet het aperte lijden waarmee Edward zichzelf een orthodoxe christen betuigt, maar in zijn strict persoonlijke verhouding tot het (onbepaald) uitgestelde genot.

“[E]nduring some discomfort is an efficient way of increasing the pleasure of returning to homeostasis.” 326 — Ik zag dit in onze hond, thuis. We hadden een houtkachel die goed warm kon worden. De hond ging ervoor zitten met zijn neus bijna tegen het glas om goed op te warmen om na een bepaalde tijd aan de andere kant van de kamer te gaan liggen om af te koelen. Ik heb het zelf ook gedaan door in een Finse sauna te gaan zitten en dat af te wisselen met een dompeling in een ijskoude zeearm. Tussendoor drink je bier in de vrieskou, maar die vrieskou is niet zo erg als die van het water of de hitte in de sauna.

De SM-studie toont dat genot gelijk is als bij niet-SM seks, en dat toont ons wellicht ook dat we ons eigen genot eigenlijk niet begrijpen.

“Sensory-specific satiety” en Schrijfacademie.

 

 

Dit geldt niet alleen voor eten, drinken en andere zintuiglijke waarnemingen, maar ook voor politieke voorkeuren, smaakoordelen, interesses. (Dat toont Leknes zelf aan: “the strong historical association between virtue on the one hand, and shame, guilt, and pleasure on the other, may help explain the apparent preference for formulating scientific research questions in terms of reward rather than pleasure.”) Denk aan flagellanten of calvinisten, cultuurdragers die pijn zien als in evenwicht met schuld of schaamte. Wij, als vaten van ervaring, zijn doorlopend alles dat we tegenkomen aan het afmeten tegen onze smaakpapillen (in de meest ruime zin van het woord) en volgens Swaab is dat ons brein. Meer dan dat zijn we niet. Het enige bezwaar dat daartegen bestaat en valide is is dat we die hersens gewoon nog niet goed genoeg begrijpen. Om de mens te doorgronden is meer exacte wetenschap nodig.

Jullie bewijzen zelf dat die homeostasitische balans een feit is, omdat mijn opvattingen — indien in strijd met die van jullie — jullie aanzet tot protest of een behoefte aan nuancering waarmee je je eigen wereldbeeld probeert te rehabiliteren met een tegengesteld proces waarmee dat evenwicht tussen jou als subject en een ervaring uit je omgeving hersteld kan worden. In filosofische zin kun je dat een dialectische beweging noemen (en dat is wat “studeren” zou moeten zijn): een doorlopend heen en weer tussen jouw idee (these) een tegengesteld of aanvullend idee (antithese) dat tot een nieuw evenwicht leidt (synthese). Als jullie niet protesteren tegen wat er beweerd wordt kan dat duiden op zowel instemming als onbegrip (of onverschilligheid, maar dat lijkt me onhandig in deze context, je hoeft hier niet te zijn), maar dat leidt niet tot dialectiek. Als jullie wel protesteren bewijs je zowel dat je dialectisch “groeit” als dat je op zoek bent naar homeostase. Oftewel: jullie zijn levende waterpassen die alles in het werk stellen om in evenwicht te zijn en te blijven.