Ik maak me zorgen. We zitten in een enorm groot cohort aan studenten, een samenvloeiing van ex-tussenjaarders en aspirant-tussenjaarders die met zijn allen aan een studie beginnen. We begonnen met 318 studenten, die allemaal gebeld zijn. In Schrijfacademie I zitten 125 studenten. Hoeveel zijn er inmiddels uitgevallen? Hoe zit het met percentages uitval? Is dit representaties voor reguliere uitval? NOS meldt dat de totale toename ban studenten in Nederland 8% bedraagt, maar LAS kent een toename van bijna 150%. Dit is mijns inziens te verklaren door het imago van LAS: een studie die je de ruimte geeft om de definitieve keuze nog even iets op te schorten. Dat is een symptoom van FOMO, fear of missing out, waar meerdere studenten aangeven last van te hebben.

Ik vermoed dat LAS een aanzuigende werking heeft op besluiteloze aspirant-studenten uit twee jaarlichtingen: 2019 én 2020. De hoofdvraag is: hoe zorgen we voor een hanteerbaar cohort? We hebben nu de mogelijkheid om kwaliteit te cultiveren, dat moet niet lijden onder de studenten die het risico lopen zombie-studenten te worden: wel ingeschreven staan maar amper actief deelnemen aan het “onderwijsleergesprek” zoals dat zeker bij eerstejaars van belang is of kan zijn.

Ik merk aan mijn tutorstudenten (52 in totaal) dat er veel variatie bestaat in de mate van toewijding en assertiviteit. Mijns inziens zijn dat juist kwaliteitskenmerken van een LAS-student. Als we daar niet op doorpakken stromen er straks veel studenten als LAS’er door naar andere faculteiten. Zijn die faculteiten daar klaar voor? En zetten we niet gewoon psychologie-studenten en TCS-studenten in LAS-vermomming door naar het volgende jaar en andere faculteiten?

De taak van het tutoraat is, zeker dit jaar, onder de studenten te selecteren op geschiktheid. Dat mogen we niet actief doen: elke ingeschreven student die zijn collegegeld betaalt heeft recht op ons onderwijs. Iris heeft zich nota bene sterk gemaakt om LAS niet numerus fixus te laten worden. Het bestuur heeft zelfs oorspronkelijk het voornemen gehad om LAS te laten krimpen. Iris voorspelde groei, en mede door de ontwikkelingen sinds maart is dat ook gebeurd: we zijn met 150% gegroeid.

LAS zou een zelfselecterend mechanisme moeten hanteren, onder meer vanuit de voorlichting en de matching maar ook in het tutoraat. Mijn aanvankelijke idee meer op de LAS-kernwaarden te hameren in eventueel een nieuw vak blijkt een voorname taak te zijn van dat tutoraat. Doorheen dat eerste jaar ligt een voorname prioriteit op het terugbrengen van het cohort, omdat het in de huidige omvang tot praktische problemen leidt, ook bij andere faculteiten. Onderwijzend personeel dat extra is gemobiliseerd om de aanwas van studenten te kunnen bedienen geeft aan hier onder te lijden. De werkdruk wordt te hoog.

Oorzaak voor de aanwas is onder meer de coronacrisis, die aspirantstudenten de mogelijkheid ontneemt om er een jaar tussenuit te gaan. Ook zijn relatief veel scholieren geslaagd voor hun examen. Hoewel hier nog geen officiële cijfers voor zijn gepubliceerd via CBS of de website van de Rijksoverheid wordt in verschillende artikelen op aob.nl, rijksoverheid,nl en parool.nl. nu.nl meldt een algemene toename van de slagingscijfers van 92% in 2019 tot 98,7% in 2020. AOB heeft een enquete gehouden onder docenten: “43 procent van de geënquêteerde docenten (1587) geeft aan dat de slagingspercentages hoger liggen. Een op de vijf noemt het ‘aanzienlijk hoger’ en ruim een derde vindt de slagingspercentages vergelijkbaar met eerdere jaren.” Ten derde is er het tamelijk laagdrempelige online onderwijs: fysieke hindernissen als reizen en locaties afstruinen zijn er niet meer. Dat leidt echter tot een andere, nieuwe drempel: zelfmobilisatie en autonomie. De effecten van die drempel zijn vooralsnog niet goed meetbaar.

Een vierde oorzaak voor de aanwas kan liggen in het ervaren profiel van LAS. Een willekeurige inventarisatie onder de eerstejaars leert dat er twee soorten eerstejaarsstudenten zijn: studenten met een redelijk duidelijk plan en studenten zonder plan. Deze twee zijn, in uiterste, juist niet de gewenste profielen voor LAS. Interdisciplinair studeren op de LAS-manier veronderstelt dat de student zich bewust is van de mogelijkheden maar niet wil kiezen tussen verschillende disciplinaire benaderingen. De student die zich wil oriënteren op het aanbod is de student die nog even iets langer bedenktijd zou moeten nemen en de student die al een richting in gedachte heeft moet in die richting een volwaardige bachelor doen, want ook daar bestaat profileringsruimte. De tussenklasse — de student die willens en wetens het interdisciplinaire veld wil onderzoeken — is geschikt voor de emergente kwaliteiten van LAS.

Vanwege de grote aanwas is er niet altijd scherp zicht op de geschiktheid van de studentenprofielen, en of deze studenten helder hebben waar LAS over gaat. Dat heeft voor het academisch jaar 2020-2021 een toename van (en ik schat dit op basis van ervaring) 150% gezorgd, waar de gemiddelde toename van studenten op het hoger onderwijs in Nederland in het academisch jaar ’20-‘21 op 8% ligt. We hebben bij LAS dus te maken met buitenproportionele groei, en daar is de kous niet mee af.

Al dit jaar zullen veel van de eerstejaars hun hoofdrichting binnen LAS moeten kiezen. Soms betekent dat dat er in het eerste jaar al vakken moeten worden gevolgd om ingang te krijgen tot de hoofdrichting, te beginnen in 2021-2022. Dat leidt tot opstoppingen. Al in periode 2 worden voor hoofdrichtingen verplichte vakken gegeven, en die zijn al vol. Dat maakt het zicht op een hoofdrichting niet gegarandeerd. Dit heeft geleid tot de keuze het verplichte karakter van deze vakken te schrappen: de student kan dus gegarandeerd instromen in zijn/haar hoofdrichting naar keuze. Dat verlegt het capaciteitsprobleem naar het volgende jaar én naar andere faculteiten.

Om dat verlegde probleem af te vangen is het van groot belang om in dit eerste jaar goed te filteren, dat wil zeggen: de student ervan vergewissen wat het LAS-profiel is. Het is geen “pretstudie” die als verlengstuk van het voortgezet onderwijs kan fungeren. LAS veronderstelt specifieke kwaliteiten waarin de student zich kan onderscheiden van te algemene of te specifieke oriëntaties. Een flinke klus voor de tutoren, die niet alleen de marge moet signaleren, maar de andere studenten ook goed moet begeleiden.

Studenten zijn niet verplicht om zich te tonen bij het tutoraat, maar het wordt wel als iets vanzelfsprekends gezien. Als je je als student niet wilt laten zien lijk je daarmee het signaal af te geven dat de interesse in de opleiding marginaal is. Een student die zich aan toezicht onttrekt — een zogeheten “duiker” — kan daartoe niet gedwongen worden, maar het geeft wel een aanwijzing dat die student misschien niet op de juiste plek is. Anderzijds kan die student zich uiteindelijk wellicht uitzonderlijk profileren. Autonomie en assertiviteit zijn niet per se uitgesloten bij duikers. Aan de andere kant zijn er de “oriënteerders”; ook voor hen geldt dat ze zich beter op een andere manier kunnen laten voorlichten om zo een beter beeld te krijgen van wat ze willen en daar dan op kunnen anticiperen.

 

Hoe gaan we dat doen? Moeten we intensievere gesprekken hebben? Moeten we meer aandringen op overstap? Moeten we de twijfel aanmoedigen?

De vraag is een beetje of we LAS’ers maken, of dat we ze aantrekken. Dat eerste is prima bij voldoende draagkracht, maar vooralsnog kunnen we ons geld beter inzetten op dat laatste, onder meer omdat we voortdurend aan ons eigen onderwijs werken. LAS mag geen (min of meer dogmatische) productielijn zijn. Het zit in de aard van de opleiding veel te reflecteren en feedback van allerlei partijen mee te nemen. LAS kan beter worden als we studenten aantrekken die al over LAS-kwaliteiten beschikken en ons kunnen voorzien in feedback om het onderwijs aan te scherpen. Die aanscherping op basis van tabuli rasa is eenheilloze weg. Het contact met de student is een sterke eigenschap van de studie en beide uiteinden zouden hier van kunnen profiteren. Dat doen wij door selectie en zij door als student bij te dragen.

Oriënteerders kunnen we beter of anders adviseren; duikers kunnen we verwijzen naar de studieadviseurs. Maar meer of betere begeleiding betekent ook meer werk, en dat betekent meer geld. Zo ligt het probleem elders: wil de universiteit hierin investeren, of wil ze liever, desnoods kunstmatig, het cohort terugbrengen? Of misschien geen van beide? Uiteindelijk zal de tijd het leren. Hoeveel afvallers we nog krijgen moeten we nog zien, en welke dynamieken daarin een rol spelen zullen we ook nog ontdekken. Feit is dat tot nog toe er amper prikkels zijn voor studenten om zich actief uit te schrijven. Wellicht is dit online onderwijs te laagdrempelig. Het veronderstelt te weinig direct engagement van de student.

Als voorbeeld kunnen we verwijzen naar rechtgeaarde LAS-verhalen en profielen van resultaten uit het verleden. Zo leren studenten iets beter wat LAS inhoudt. Hierbij moet ook gehamerd worden op specifieke LAS-kwaliteiten. Denk aan de kernvakken en wat er in behandeld wordt en dat je zelf je eigen curriculum moet samenstellen om, als een emergent fenomeen, interdisciplinariteit bloot te leggen. Het nadeel van LAS is dat de feitelijke onderzoeksmaterie zich niet direct toont, maar via een methode of invalshoek zichtbaar wordt. Dat is uiteraard ook direct de grootste kwaliteit van LAS: het legt bloot wat zich verhult in fragmentatie en diversiteit. De gemeenschappelijkheden en verbanden zijn slechts zichtbaar bij de juiste blik, voor de juiste ogen. Dat LAS zonder die blik geen succes kan zijn verdient meer nadruk in de voorlichting en begeleiding. Daartoe kunnen we in onze contactmomenten het LAS-profiel duidelijker communiceren en expliciteren, maar beter nog is daarmee te beginnen in de voorlichting, zodat er een zinnige drempel ontstaat. Die drempelwaarde kwalificeren kan wellicht in mini-assessments; iets om wat beter naar te kijken.