Burgercultuur II : Schilderkunst, op basis van Gombrich H20: The mirror of nature

Protestantisme is de belangrijkste godsdienst die heerst in de Noordelijke Nederlanden. Dit leidt tot een nieuwe moraal die wordt gecommuniceerd in kunst. De protestanten stonden tegenover de katholieken, in de tijd van de Tachtigjarige Oorlog. Protestanten zijn ook degenen die de beeldenstorm startten, tegen de idolisering van beelden in de katholieke kerk. De Protestanten zijn sober, dat zie je ook aan de Hollandse architectuur. Na de Opstand in 1572-1584 is het in Holland zelfs verboden om het katholieke geloof te uiten.

Schilders werkten niet meer voor een opdrachtgever of voor de kerk, maar voor de burgers. De schilders werkten in hun ateliers aan schilderijen, grofweg te verdelen in 5 genres, en moesten die vervolgens zien kwijt te raken aan de verzamelende burger, die vermogend is geworden door de economische welvaart in Nederland. De burger bestuurt het land. De burgers met de meeste invloed zijn ook de rijksten: zij hebben macht door hun hoge positie en rijkdom door handel. De welvaart in Nederland was dusdanig dat er geld was voor het verzamelen en het kopen van kunst. Niet alleen voor de allerrijksten. Kunst is sjiek! Dit alles speelt zich af in de stad, natuurlijk. In Culemborg is rond deze tijd niet veel...

We hebben inmiddels een videootje gekeken dat inzicht geeft in de maatschappij van toen. (http://goudeneeuw.ntr.nl/krant/afleveringen/#/overzicht/ aflevering 7). Nu gaan we het hebben over kunst.

Schilderkunst uit de Gouden Eeuw (verdeeld over 5 genres) heeft een aantal functies:

1. Demonstreren van vakmanschap

De schilder kan met zijn schilderijen laten zien hoe goed hij kan schilderen, waarmee hij reclame maakt voor zichzelf. De schilder wordt in deze tijd een handelaar in eigen werk. Rijke burgers kopen zijn werk, zonder daar eerst opdracht toe hebben gegeven. De schilders worden heel productief omdat ze hun vaardigheden veel oefenen met het maken van (zelf)portretten, stillevens en landschappen. De kunstenaar streeft ernaar de werkelijkheid zo getrouw mogelijk weer te geven. In de portretten van Frans Hals is ook een revolutie te lezen: niet langer staan de onderwerpen er stijfjes, met rechte rug en hand in de zij, bij. De portretten worden intiemer en vrolijker. De geportretteerden lachen. Hals geeft hiermee aan dat hij zich als kunstenaar ‘anders’ wil presenteren. Zijn afwijkende aanpak valt in de smaak en dat leidt tot extra werk en rijkdom voor Frans Hals. De kunstenaar moet zich een plek in de handelsmaatschappij verwerven en doet dat door zichzelf te promoten.

2. Uitbeelden van welvaart

Vooral in stillevens laten schilders zien over welke middelen ze (kunnen) beschikken. Tabak, exotisch fruit, bederfelijke waar als vis, vlees en brood zijn onderwerpen die laten zien dat de schilder zich wat kan veroorloven. Vis laten liggen, zonder gekoeld te zijn, om in alle rust over te schilderen bewijst dat die niet voor consumptie is, maar puur voor het schilderen. Dat betekent dat de schilder de vis niet koopt om te eten en dus geen honger heeft. Elk onderwerp van een stilleven betekent iets. De 17e-eeuwse kunstkijker herkent dit. De diepgang die ons vaak te veel lijkt is voor hen heel gewoon.

3. Vertellen van (moraliserende) verhalen

Naast de pronkfunctie van stillevens en de onderwerpen ervan gaat er ook een sterk moraliserende functie uit van 17e-eeuwse schilderkunst. Zo moet de bederfelijkheid van de waren herinneren aan de bederfelijkheid van de mens: de vergankelijkheid. Dat moet de mens bezinnend houden: hij mag zich niet verliezen in de aardse geneugten maar moet zich bewust blijven van God, die uiteindelijk bepaalt of de mens de hemel mag betreden. Matigheid wordt gepromoot, in lijn met het Protestantisme. Deze boodschap wordt door Jan Steen ook uitgedragen in diens genrestukken, waarin hij vooral kritisch is op de burger die zich laaft aan alcohol en uitbundigheid. In zijn schilderijen verwerkt hij verwijzingen naar spreekwoorden of wijsheden die een moralistisch karakter hebben.

De 5 genres zijn

• Genrestukken

Genrestukken zijn schilderijen die een situatie in het huishouden of dagelijks leven weergeven. Bijvoorbeeld een feest. In die schilderijen zit vaak een verborgen betekenis. Die betekenis wordt door de 17e eeuwer wel gelezen, maar wij kunnen dat niet meer. Een bekende schilder van genrestukken is Jan Steen (1626-1679). We bekijken twee schilderijen van Steen en onderzoeken het op vertelling en verborgen betekenis: Het Dronken Paar (1665) en De Schoolklas (1670).

Over Het Dronken Paar:

De voorstelling op dit schilderij is opgevat als een scène uit de klucht Lichte Klaertje, waarin een overspelige vrouw door haar man en zijn knecht die als muzikanten verkleed zijn, in een herberg wordt betrapt. Door helderheid van geest weet Klaertje zich uit de situatie te redden. Deze identificatie is niet erg overtuigend, daar de vrouw die bij Steen de hoofdrol vervult, zwaar beneveld als ze is, het tegendeel van helderheid demonstreert. Muzikanten zijn inderdaad aanwezig, maar een oude vrouw die een jas pakt of waarschijnlijk steelt, zoals Steens tafereel laat zien, komt in het desbetreffende stuk niet voor.

Hoe het schilderij geïnterpreteerd moet worden, is aangegeven door de prent op het houten schot achter de kennelijk lallende man, die de laveloze vrouw tot steun dient. De prent toont een kaars, een uil en een bril en draagt als onderschrift het bekende spreekwoord: ‘Wat baeter kaers of bril, als den uijl niet sien en wil’. Prenten met dit thema waren populair, en de 17de eeuwse grafiek kent er uiteenlopende voorbeelden van. Verscheidene schilders hebben bovendien, evenals Steen, de uitbeelding van het gezegde als detail in een schilderij opgenomen. Steen had, wat beeldspraak betreft, wel een speciale voorkeur voor uilen. Ze komen ook als levende dieren herhaaldelijk in zijn oeuvre voor.

[...]

Het aspect van onkuisheid is ook door Steen beklemtoond[.] Het opengeslagen bed aan de linkerzijde van zijn compositie, de oester- en mosselschelpen op de vloer, het stenen pijpje dat de vrouw precies in haar schoot laat rusten en de kat die naar dit pikante detail opkijkt, het zijn stuk voor stuk visuele toespelingen op de erotiek, die de tijdgenoot niet ontgaan zullen zijn. Ook de uil gold uiteindelijk als een beeld van de wellust, naast dat van dwaasheid en dronkenschap.11 Steen heeft al deze attributen van zonde op subtiele manier van een tegenwicht voorzien. Links naast de uileprent, boven de twee zatladders, heeft hij op het houten schot quasi met krijt een galgje getekend waaraan een figuurtje bungelt. Deze

bijzonderheid, die niet direct in het oog valt, wordt de beschouwer als punt van overweging aangeboden.12

(http://www.dbnl.org/tekst/jong076totl01_01/jong076totl01_01_0068.php) Over De Dorpsschool / De Schoolklas:

Een goed voorbeeld van een druk bevolkt, dynamisch doek is het werk "De dorpsschool", dat alles van een echte Steen in zich draagt. Op het bijna één vierkante meter grote beeldvlak krioelen de leerlingen van een dorpsschool door elkaar. Centraal in de afbeelding staat het onderwijzend personeel: een oude onderwijzeres met een fel oplichtende muts (haar hoofd bevindt zich op het snijpunt van de diagonalen) en een bijziende schoolmeester die meer aandacht heeft voor het snijden van de ganzenveer dan voor de orde.

Enkele oplettende kinderen vormen een kring om de lezenaar van de juf, het slordig geschilderde vissersmeisje (haar donkere rok is vlotjes over een andere opzet heen geschilderd) vormt een kleurrijk accent in het centrum van het schilderij.

Handig speelt Jan Steen met het licht. Daardoor verdeelt hij het schilderij in verschillende scènes die zich allemaal apart laten bekijken. In dit schilderij steekt hij de draak met tijdgenoten die school als iets deugdzaams afschilderden. Steens schoolmeester is gehuld in een ouderwets pak, is bijziend en wordt ook nog eens bespot door een achter hem staand jongetje. Diens kornuiten rechts hebben er duidelijk plezier in. Nog meer spot kan men aflezen aan de lamp en de uil op zijn stokje aan de muur die een bril (dezelfde als de meester heeft) aangereikt krijgt.

Dit tafereeltje verwijst naar het spreekwoord "Wat baeter kaers of bril, als den uijl niet sien en wil". In het beeld zitten nog veel meer verwijzingen: het stilleven in de rechteronderhoek laat een opengevallen schooltas zien met daartussen een plaat van Erasmus, die verwijst naar diens opvoedkundige werken. Het knielende jongetje naast het vissersmeisje stopt een portretje van prins Willem III in zijn schooltas. Duidt dit op een keuze van Steen voor de jonge prins?

In de geraffineerd aangelichte achtergrond wordt helemaal niet opgelet. Hier vormt een jongetje dat uitdagend boven op de tafel staat het hoogtepunt van een schuine lijn die de verschillende delen van de compositie met elkaar verbindt. Links van hem zijn twee jongens in gevecht gewikkeld. Dit schilderij werd in oude schoolboekjes afgedrukt met daarbij de opmerking dat dit beeld geen navolging verdiende.

(http://www.digibron.nl/search/detail/012de48878173f97544a4403/jan-steen)

Verder laat ik Het Sint-Nicolaasfeest (1668) en Het Vrolijke Huisgezin (1668) zien en nodig ik de leerlingen uit om het zelf te interpreteren. Zoeken naar het verhaal en de beeldelementen verklaren.

Over de betekenissen van genrevoorstellingen heeft E. de Jongh een mooi boek geschreven: Tot lering en vermaak (1976). http://www.dbnl.org/tekst/jong076totl01_01/

• Landschappen

Landschappen en zeegezichten geven de natuur weer. Het bekwamen in het weergeven van de natuur is een belangrijke oefening voor de schilder. Het hoefde niet een illustratie van een heldendaad te zijn om toch een mooi schilderij te worden. De onderwerpskeuze is ondergeschikt aan de oefening van de schilder. Hier kunnen we een schilderij van Claude Lorrain vergelijken met een schilderij van Jan van Goyen. Ik nodig de klas uit om de

verschillen te noemen tussen de Franse en de Nederlandse schilderstijl van landschappen. Lorrain ontwerpt zijn eigen landschappen en zijn bewonderaars proberen landschappen naar dat voorbeeld te scheppen. Landschappen die eraan tegemoet komen noemen de Engelsen dan ook ‘picturesque’, like a picture, als een schilderij. Van Goyen ontwerpt niets zelf, maar registreert de werkelijkheid. Hij wil dat het schilderij een spiegel van de natuur is. De Nederlandse schilders werpen hun blik op de pretentieloze schoonheid van het alledaagse, als nuchtere Hollanders. In tegenstelling tot de fantasielandschappen van hun internationale tijdgenoten.

• Portretten

Als het over portretten gaat mag Rembrandt niet ontbreken. Hij heeft zijn leven lang zelfportretten geschilderd aan de hand waarvan we hem hebben leren kennen. Rembrandt was eerlijk over zijn gezicht, heeft zijn lelijkheid niet willen verbergen. Hij probeerde zichzelf natuurgetrouw weer te geven. De oprechtheid in de benadering ontneemt onze behoefte aan schoonheid, zoals dat ook geldt voor de landschappen. Rembrandts gezicht is het gezicht van een echt mens. Geen poseren, geen ijdelheid, enkel de indringende blik van de kunstenaar die zijn eigen gezicht onderzoekt. Op basis van deze oefening schildert hij de portretten van tijdgenoten. Het zware contrast (chiaroscuro) in Rembrandts werk is afgeleid van de Utrechtse Caravaggisten als Van Honthorst (zie De Koppelaarster).

Ook belangrijk: er ontwikkelt zich een nieuw soort portret door Frans Hals: het spontane, informele portret. Hiervoor vergelijken we Andries Bicker met de man met de hoed.

• Stillevens

Stillevens zijn verzamelingen objecten op een tafel zonder mensen erin. De objecten op de tafel hebben allemaal een betekenis, vaak gaat het om welvaart. Producten van ver, die populair maar duur waren, werden op stillevens afgebeeld. Ook versproducten, die dus niet lang bewaard konden worden, waren een teken van welvaart en rijkdom. Hiermee onderscheidde de elite zich van het gepeupel, dat stamppot at, of aardappels. Bloemstillevens benadrukken de vergankelijkheid, ook wel vanitas-stillevens genoemd. Hierin zijn ook vaak schedels afgebeeld. In het vanitas-stilleven van David Bailly zijn tevens de zintuigen uitgebeeld in de verschillende attributen die ernaar verwijzen. Rijkdom is vergankelijk, zo weten de schilders, en daar wijzen de munten en het beeld naar. Het opvallendste element is misschien wel het gezicht achter het glas. Dit is het gezicht van de vrouw van Bailly, die is overleden. Wellicht heeft Bailly zich toen gerealiseerd hoe vergankelijk alles is en heeft het hem geïnspireerd tot het maken van dit schilderij. De tekst rechtsonderin is ook sprekend: “alles is ijdelheid” staat er in Latijn. Vanitas betekent ook “ijdelheid”, en dit genre onderstreept die ijdelheid in de aandrang te vereeuwigen.

In stillevens met fruit vinden we de welvaart van de opdrachtgever of koper van het werk. Het is een samenstelling van vergankelijke producten, bederfelijke waar die duur is en onderscheidt van het volk. Elk product heeft op zichzelf ook weer een betekenis. De stillevens die status moesten weergeven heten pronkstillevens.

Noten, en met name de walnoot, kunnen de heilige drie-eenheid symboliseren (heilige geest, God de vader en Christus), omdat zij uit drie delen bestaan. De zoete kern (de noot) staat dan voor de zoetheid van Christus, de schil voor de kracht van zijn allesomvattende goddelijkheid en de dop wordt vergeleken met Christus lijden aan het kruis.

Stillevens met keukenwaar, aardse overvloed, hadden vaak een moraliserend tafereel op de achtergrond, een Bijbelse situatie bijvoorbeeld, die moest herinneren aan de gematigdheid. Onthou dat het allemaal vergankelijk is! Roept het. Dit noemt met keukenstukken.

• Historiestukken

Op historiestukken worden gebeurtenissen uit de geschiedenis weergegeven. Dit zijn Bijbelse of mythologische voorstellingen, of uit de geschiedenis. Ook de Nachtwacht wordt als een historiestuk gezien, omdat het niet de schijn heeft van een geposeerd stuk.

Het Melkmeisje is de laatste afbeelding. Hierover wordt geschreven:

Met radiografisch en infraroodonderzoek is vastgesteld dat Vermeer oorspronkelijk op de muur achter de meid een schilderij had geschilderd.[1] Schilderijen waren ook toen duur, en door dit luxeartikel over te schilderen en de muur kaal te laten bereikte Vermeer dat de kamer eenvoudiger werd.