Een heures is een gebedenboek, waarbij de uren de uren van de Maagd zijn. De hertog had er 15, dus hij had deze niet per se nodig. Hij zal er van hebben genoten in zijn eigen tijd (al staat dit haaks op de verzamelfilosofie zoals Baudrillard die beschrijft en Michael Camille het interpreteert).

De Tres Riches Heures (TRH) van Jean de Berry, uitgevoerd door de Nederlandse gebroeders Paul, Johan en Herman van Lymborch, is het sluitstuk op de collectie van getijdenboeken die Berry al had. Zijn opdracht was het mooiste getijdenboek denkbaar te maken, compleet op elke mogelijke manier. Ambitieus, groots, mooi en kostbaar. Om dat te realiseren zorgde Berry dat het de broers aan niets tekort kwam. Ze kwamen in contact met kunstenaars en geleerden die ze bij de realisatie van de TRH zou kunnen bijstaan. Traditie schreef tot op zekere hoogte voor hoe een getijdenboek eruit moest zien, maar Berry laat de gebroeders Van Lymborch iets unieks en nieuws maken dat nog niet eerder gezien was. Tegelijk getuigt TRH van een conservatieve, soms zelfs achterwaartse visie, niet volledig te rijmen met de feitelijke werkelijkheid. Dat de broers Van Lymborch kosten noch moeite spaarden om realistisch te werken wil dit aspect van de TRH nog weleens verbloemen, maar in het volgende kijken we kritisch en scherp en zullen we de geheimen van de TRH prijsgeven.

De onvoltooide TRH telt 206 pagina’s, gebonden vellen of folio’s van perkament. Elk folio heeft een voorkant (recto) en een achterkant (verso) die beschreven of beschilderd zijn. Alles bij elkaar bevat het 131 miniaturen, groot en klein, voor een aardig deel gemaakt door de gebroeders Van Lymborch. Maar het werk is dus niet af. De broers en de hertog overleden in 1416 aan de pest. Dat zie je aan de ontbrekende teksten op sommige maandbladen, maar ook is er doorheen de 15e eeuw door andere kunstenaars het één en ander bijgewerkt. De verschillen tussen de verschillende handen en ook de ideologieën en details in de afbeeldingen maken we zichtbaar en leren ons over de geschiedenis van het werk, Frankrijk en de onderliggende ideeën van de Franse adel in de 15e eeuw.

Zo een getijdenboek is eigenlijk een symbool van Christelijke vroomheid, maar tegelijk rijkelijk uitgevoerd als een statussymbool. Dit geeft ons direct een inkijkje in de psychologie van de middeleeuwse adel. Daarnaast is het werk van ongekende kwaliteit voor het tijdsgewricht, waar het gaat om naturalisme, licht en schaduw en kleurgebruik. Maar tegelijk zijn er zaken niet zo natuurlijk, zoals de voorgestelde wereld in hiërarchische zin: we zien het feodale systeem verheerlijkt, terwijl in de 15e eeuw de opmars van de burger al gaande was, sinds de 11e en 12e eeuw. Nog een noviteit in de TRH is de aandacht voor de maandelijkse werken, die prioriteit lijkt te zijn boven het afbeelden van taferelen uit de bijbel. Hiermee lijkt Jan van Berry te zeggen dat zijn aardse bezigheden vooraf gaan aan al het andere, en hij plaatst zichzelf en de wereld zoals hij die het liefste ziet boven de rest. Sterker nog, de allereerste afbeelding is er één van de macht en het aanzien van de hertog zelf. Dit is het perspectief waarin we de rest moeten lezen: het perspectief van de adel. Dat perspectief is overigens geen harde leer of lijn, eerder een vanzelfsprekende ideologie of mentaliteit die zich hier vooral in de subtext aangetoond ziet. Het realisme in de afbeeldingen besmuikt de enigszins kunstmatige interpretatie van de 15e eeuwse werkelijkheid, dat is waar wij, als modern publiek, ons bewust van moeten zijn. (Vergelijk het met romantische schilderkunst, die eerder een weergave is van de geest van de schilder dan van dat het historische documentatie betreft.)

De taferelen op de TRH zijn geen observaties, al lijkt het realisme dat te doen veronderstellen, maar door kunstenaars ontworpen constructen om de ideologie van Jan van Berry uit te dragen. Een samenwerking dus, waarbij de kunstenaars een zekere autonomie in hun werk legden, maar te allen tijde ondergeschikt zijn aan de opdrachtgever. In de werkelijkheid van Jan van Berry, de 15e eeuw, waren ambachtslieden en kooplui (de bourgeoisie) al volop bezig terrein te winnen en te knagen aan de feodale posities van de adel, geestelijkheid en het gepeupel, bijvoorbeeld door als adviseurs of ambtenaren op te treden. Zo wordt de sociale verdeling complexer en dat is onhandig voor de oeradel.

Het feodale systeem bestaat uit krijgslieden (gens darmes), geestelijken (gens sacerdotal) en arbeiders (cultiveurs de terre). De krijgslieden zijn landeigenaars, die de arbeiders als ondergeschikten hebben maar tegelijk bescherming bieden. De geestelijken zijn de jongere broertjes van de krijgslieden, die geen land erven, en “strijden” op hun eigen manier voor de eigen zaak. De arbeiders waren statusarm en tewerkgesteld op de akkers van de landeigenaars en belastingen afdragen voor bescherming.

De feodale adel mat zijn rijkdom af aan de hoeveelheid grond die het in bezit had. De nieuwe bourgeois drukte die rijkdom in geld uit. Dit leidde tot sociale spanningen die ook wel in literaire vorm werd uitgedrukt. Bijvoorbeeld in de strijd tussen de ridder (chevalier) en de dorpeling (vilain). Die dorpeling stijgt in status door stedelijke ontwikkeling en handel. Deze vilains gedroegen zich als varkens, aldus de kronikeurs van de middeleeuwen. Zij zijn feitelijk de neoliberale middenstand. De graad van beschaving bij de ridder lezen we nog steeds in de hofcultuur (courtesy, hoffelijkheid, ridderlijkheid/ruiterlijk en trouw aan het hof), en het contrast met de arbeidersklasse is een duidelijk motief in de TRH.

In vertaling Girart de Roussillon over de ridder: "Lords, look at the best knight that you have ever seen.... He is brave and courtly and skilful, and noble and of a good lineage and eloquent, handsomely experienced in hunting and falconry; he knows how to play chess and backgammon, gaming and dicing.”

De sociale verhoudingen en trouw aan de leenheer waren de basis voor stabiliteit in de Franse 15e eeuw. Tegen deze politieke achtergrond maken de gebroeders Van Lymborch hun werk voor de hertog. De afbeeldingen zijn dus projecties van hoe het zou moeten zijn, geruststellingen aan de hertog. Deze balans of orde is, zo stelt de hertog, de juiste en het smalle pad naar de hemel. Daarin heeft de hertog een verantwoordelijkheid, namelijk die de balans te bewaren. Uitwassen leiden tot dwalingen. Ontrouw aan de hoogste, zoals die van Lucifer aan God, is zo’n dwaling. Jan voorziet straf voor iedereen die het feodale systeem ondermijnt.

Jan van Berry is een eenzame man, die draconische belastingmaatregelen oplegde aan zijn ondergeschikten. Hij wordt ook wel de meest hebzuchtige man in de wereld genoemd door tijdgenoten. Traditionele middeleeuwse motieven als de dood van de vrek of de trotse boer ontbreken in de TRH, waarmee de hertog natuurlijk niet de verdenking op zichzelf wil vestigen. Tegelijk zijn alle schatten van Jan van Berry gemeenschappelijke schatten die rondgaan op zijn hof, waarmee hij dus zowel zijn “lichaam” deelt als dat hij er genereus mee is (maar niet onder de lagere stand, want dat is de goddelijke orde). De genereuziteit waarmee hij bij leven zijn plaats in de hemel probeert te verzekeren zien we ook terug in de miniatuur van Jan bij Petrus, die hij een edelsteen aanbiedt. Niet om om te kopen, maar om te delen. Die generositeit moet hem de hemelplaats vergunnen, en dat was hij aan zijn stand verplicht.

Het gerucht gaat dat Jan homoseksueel is (al is homoseksualiteit in middeleeuwse context iets heel anders dan we nu denken) en zijn kinderen overleven hem niet. Zijn enorme vermogen staat hem toe om veel kunst te verzamelen en te laten maken, maar zijn bezit blijft niet beperkt tot een inventaris aan mooie dingen. Ook zijn land en kastelen, inclusief personeel en onderdanen behoren toe aan zijn bezit. Jan beschikt erover, de lichamelijke integriteit van zijn ondergeschikten is non-existent. Dat heeft alles te maken met de standenmaatschappij van middeleeuws Frankrijk en is heel normaal. Jan van Berry bezit mensen zoals hij dingen bezit. Niet alleen zijn personeel en zijn onderdanen maar ook zijn vrouw(en). Deze zaken zijn voor Jan “fantaisies et plaisances”. Sommige van die plaisances zijn zelfs “folles plaisantes”, onnozele pleziertjes. Follie kan hier zelfs seksueel worden geinterpreteerd.

Jan is erg ingenomen met ene Tacque-Tibaut, een “faiseur de chausse”, of onderbroekenmaker. Deze Tacque-Tibaut is een jongen van simpele komaf (“ung garchon aussi de nulle valeur”), maar wordt evengoed met kadootjes overladen, mocht in zijn kasteel in Nonette wonen en er rijkelijk voor beloond worden, al wordt geschreven dat de beste man geen bijzondere kwalititeiten bezat.

Contemporaine bronnen betichten de hertog van “onmetelijke beledigingen tegen de Natuur”. In de Songe Véritable uit 1406 — let wel: een Valois-centrische lezing van de geschiedenis! —  lezen we hoe de hertog een gunsteling beloont met kadootjes en status, een tweede favoriet na Tacque-Tibaut. De hertog verzamelde ook dergelijke favorieten, zoals hij van alles verzamelde. Een enkel object kan niet voldoende zijn. Het fysieke bezit kan alleen behagen in reeksen, zij het in de herhalingen van hetzelfde object of het opeenstapelen van allerlet verschillende objecten. De Songe Véritable verwijt Jan dus tegennatuurlijk te handelen en geleid te worden door “foleur et sotise”, wat vertaald wordt als dwaasheden en sodomie. Sodomie zijnde alle vormen van seksualiteit zonder reproductieve motieven.

De homoseksualiteit van de hertog moeten we nuanceren in middeleeuwse termen. In de tijd van Jan beweegt de mannelijke seksualiteit zich door verschillende categorieën, van “verwijfdheid”, pederastie of actieve sodomie, vriendschap tot herenliefde. Jan zou die liefde niet onder stoelen of banken hebben gestoken, maar dat moeten we niet begrijpen als in strijd met de religieuze motieven van de hertog. De oprechte verwarring in de aard van bezit, of het gebrek aan zelfbeschikking onder lagere rangen, kan ons tot die gedachte leiden, maar we moeten het in context zien. Het seksueel plezier dat de hertog uit zijn bezit haalt is gelijk een genot dat voortkomt uit het besef dat de hertog kosten noch moeite spaart om aan kerken en de geestelijkheid te doneren. Al de dingen die hij bezat en liet maken openden juist de hemelpoort, moet gedacht zijn. In die dingen waarmee hij zich behing lag een heilzame kracht besloten. De edelstenen zouden kwade krachten afweren, magische eigenschappen bevatten. Het heilige en het seksuele worden hier gelijkgesteld, in de zintuiglijke sensatie die het verzamelen veroorzaakt ligt een parallel met de fysieke seksuele sensatie; een catharsis na opbouw, geprikkeld door schoonheden van allerhande soorten. Zie voor de samenkomst van die twee ook de heilige Teresia van Avila, of anderszins de aan fysiek genot grenzende zelfkastijding van flagellanten.

Porno is, zo schrijft Neil Bartlett, ook een vorm van lijstjes maken. “It lists parts of the body and their attendant fetishes just as a catalogue might list rare and precious things, with an identical effect of intoxication. It is a naming of pleasures.” Zie ook video’tjes op YouTube onder de zoekterm “oddly satisfying video”: je treft er uitgebreide verzamelingen (visuele) ervaringen die behagen, en niet alleen in enkelvoud maar juist de verzameling van die bevredigende ervaringen en beelden maakt het “strangely sexual”. “To relax, calm and put the brain to sleep” is één van de videotitels. Het esthetisch plezier dat middelbare scholieren uit deze video’s halen moeten we gelijk zien aan het plezier van hertog Jan.

De TRH is een verzameling van verzamelingen, nog een lijst met dingen die de rijkdom enhet bezit van de hertog moet weergeven. En Baudrillard schrijft dat de lijst zelf al behaagt. In zijn unieke toppositie is de hertog alleen, al zijn dingen zijn bezit, er is geen gelijke. Dat maakt de hertog eenzaam. Zijn verzamelen moet die leegte vullen, en dat is vanzelfsprekend.

De TRH gaan niet alleen over de lof voor God, maar ook vooral over de lof voor de hertog zelf. De jongere broer van de koning van Frankrijk is de op één na machtigste man en daarmee de eigenaar van een aanzienlijk deel van het land en lijfeigenen (serfs). De hertog is daarbij ook een beetje raar: hij houdt van jonge jongens en jongensachtige meisjes, hij geeft zelf aan dat hij zijn handen wel af kan houden van een goed gevormde vrouw, en tegelijk lijkt een jonge mannelijke onderbroekenmaker van de lagere klassen zijn object van lust, die hij overstelpt met cadeautjes.

De TRH is een voorbeeld van hoe de psychologie van macht in elkaar zit, wat het is om iets te hebben, bezitten of verzamelen en hoe dat uitdrukking geeft aan de persoonlijkheid van de hertog. Lijfeigenen zijn bezit, hoe meer daarvan, in herhaling of in de breedte, geeft uiting aan de sociale status van de hertog en gelijk middeleeuwse opvattingen van relaties.

In de maandpagina’s van de TRH vinden allerlei aanwijzingen voor de seksuele fantasieën en driften van de hertog, te beginnen met januari. De hertog zit hier niet alleen als zichzelf maar ook als symbool voor zijn macht en wat hij heeft en vermag. Zie ook het gevlochten scherm dat hem scheidt van de haard, dat als warme lichtbron het centrale punt van elke situatie is, en hoe dat scherm hem een soort wereldlijke nimbus verleent om zijn status te onderstrepen. Er worden bezoekers binnengeleid met een “approche approche”, waarbij de bezoekers proskenesis gebaren: de handen in de lucht als een eerbetoon.

De omgeving is een droomachtige wereld uit de fantasieën van de hertog. Zie links de schenk (in blauw), een knappe 15e eeuwse jongeman die hier fungeert als een Ganymedes-achtige figuur, de seksslaaf van de hertog, een beeld dat gereflecteerd wordt in de naakte waterman rechtsboven die thematisch gelinkt is aan de drankschenker (cup-bearer of schenk, een funstietitel die door oeradel soms ook wel in de achternaam wordt opgenomen). In de mythologie was de schenk bij dag bediende en bij nacht bedpartner. In de middeleeuwen stond Ganymedes gelijk aan de Waterman. De schenk draagt een opvallend fallisch object op heuphoogte, een object dat ook de vleessnijder draagt, die naast de panétier of pantler (broodmeester) staat. Dit object is een ambtsinsigne (insignia of office) maar is ook een speels embleem van jeugdige seksualiteit en viriliteit. Al de mannelijke figuren zijn geerotiseerd in hun kleding (soms in cross-dressing waar verschillende kleuren kousen worden gedragen), voorkomen in grime en kap en houding. Sinds de late 14e eeuw is de mode onder hovelingen korter, waarbij benen en achterwerk meer zichtbaar worden. Deze trend van erotisering begint in de twaalfde eeuw in Engeland, waar mannen hun haar laten groeien om aantrekkelijker te worden gevonden door vrouwen (merk ook de link met de Noormannen op, die in tegenstelling tot wat aangenomen wordt zeer gecultiveerd waren en hun lange haar en baarden verzorgden en er zo met de Engelse vrouwen vandoor gingen). Bij Jan van Berry zijn de kapsels weer kort om de sierlijke nek, als die van een zwaan, te ontbloten.

Deze symbolen staan voor de power of the penis, die zeker waar het adeldom betreft zeer relevant is. Maar ook, in vergelijk met februari, geldt de al dan niet vrijwillige ontbloting van de edele delen of symbolen ervan als een machtsuiting van de hertog, die zich de toegang tot de meest intieme sferen van de eigenen kan en mag forceren.

Op tafel in Januari zien we ook twee schoothondjes, die toebehoren aan de hertogelijke esthetiek van controle. Baudrillard noemt de hond als huisdier de perfecte metafoor voor het ideale verzamelobject: “de opvallende toewijding aan dergelijke wezens wijst op een onvermogen gezonde menselijke relaties te kunnen onderhouden en de installatie van het narcistische terrein — het “thuis” — waarin het subject volledig in zichzelf op kan gaan.” Huisdieren noemt Baudrillard seksueel neutraal, maar Midas Dekkers zou dat betwisten.

Op het tapijt op de achtergrond is een veldslag weergegeven die uit de Trojaanse oorlog komt, maar symbolisch staat voor de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland. En al die politiek ten spijt gaat Jan op in zijn eigen prettige wereld.

In de situatie zijn dingen en mensen gelijkwaardig geportretteerd: de mensen zijn, net als de dingen, allemaal bezit van Jan, en die wilde in zijn verzamelen ook graag volledig zijn om zijn mannelijke procreatie in bewezen te zien. Daarom had hij liefst twee van alles. Die duplicatie vinden we her en der terug in de Tres riches heures, bijvoorbeeld in de Zodiac Man. Deze duplicatie kan staan voor het dubbele karakter van de hertog zelf, die een persoon is én een symbool van macht, zoals in Januari in zijn tuniek verduidelijkt. Daarbij zijn de waardevolle bezittingen van Jan niet in eerste instantie privaat bezit, maar vooral bewijzen van symbolische macht, dingen die rond gaan en publiek vertoond worden, zoals mijn oma haar sieraden publiekelijk toont. Het onder de knip houden van bezit is zagen aan de poten van de eigen troon. Dus laat Jan het breed hangen. In die zin is de Tres riches heures een visuele inventaris. Het symbolische lichaam dupliceert zich in de bezittingen van de hertog, dat in delen rondgaat onder zijn meest nabije gunstelingen, waarmee de delicate handjes van zijn valets (en de grove van de schone jongelingen uit de lagere klassen) doorlopend het lichaam van de hertog bepotelen.

In februari zien we het sterke contrast tussen het hof en de landarbeiders. De ontblote onderlijven van de boer en boerin tonen hier hoever de macht van de hertog gaat, en hoe weinig zelfbeschikkend of souverein de ondergeschikten zijn. Zij zijn ook bezit van de hertog en dat wordt bewezen in de gedwongen ontbloting. Daarnaast geeft de karige dracht van het boerenpaar het verschil in status weer.

Na de maandplaten volgen platen over het leven van Maria, de zondeval en de annunciatie en de verzoekingen van Christus, die ook in zekere vorm terugkomen bij Duccio.

Jan van Berry gebruikt kunst en de schoonheid ervan voor zijn plezier, zoals hij alles in zijn inventaris voor zijn plezier gebruikt en overtuigd is van het feit dat die verzamelingen hem een plek in de hemel vergunnen. Hij is één van de eerste grote verzamelaars met het doel een fysiek genot te putten uit zijn verzameling, maar tegelijk is er het eeuwige tekortkomen omdat een verzameling nooit voltooid is. Dat bewijzen zijn visuele inventarissen als de 15 getijdenboeken die hij bezit.

Verdubbelingen en tegenstellingen

Op meerdere maandplaten komen verdubbelingen voor, zie de zwarte en de witte os die de ploeg trekt en de zodiac man met zijn antipode, maar ook de verschillende rangen en standen tussen de aristocratie en het gepeupel of zelfs onder de onderdanen het verschil tussen man en vrouw. Op April zien we een verloving, een uitwisseling van de bruid als gift tussen een vader en een bruidegom. Dit is een politieke gebeurtenis waarbij bezit en macht worden uitgebreid of zekergesteld. Een zakelijke transactie, waarbij de vrouw het kapitaal vertegenwoordigt. Tegelijk is de vrouw de haard, de productieve baarmoeder die zorgt dat het kapitaal kan worden voortgezet. Het huwelijk staat in schril contrast met de hoofse liefde, een ervaring die ver af stond van het huwelijk. De hoofse liefde kan niet worden geconsummeerd, want de vrouw in kwestie is uitgehuwelijkt of al getrouwd, maar fungeert als “object of affection” voor bijvoorbeeld een ridder. Dit hield het midden tussen erotisch verlangen en spirituele voldoening, gepassioneerd en gedisciplineerd, vernederend en verheffend. De liefde blijft altijd een verlangen dat niet wordt ingelost, en dat maakt het spannend. Slavoj Zizek schrijft erover in The thrilling romance of orthodoxy: het niet kunnen bereiken van catharsis, het niet kunnen bezitten van de zaak, maakt het juist spannend. Het uitblijven van bevrediging is het hele spel. De kern van verlangen is niet de wens iets te bezitten, maar de waarneming van ons onvermogen daartoe.

Door deze contrasten en tegenstellingen onstaat ook de betekenis in de semiologische zin. De TRH worden zo een “netwerk van verschil” waarin het éne steeds tegenover het andere wordt geplaatst. Het verschil tussen januari en februari is hier het verschil tussen rijk en warm en arm en koud, terwijl die laatste wel voorziet in de rijkdommen van die eerste. Dit is de wereldlijke orde, zou Jan zeggen, en zo hoort het. Werk en adel worden hier ondanks de wederzijdse afhankelijkheid radicaal van elkaar gescheiden. Zo is ook de adel verfijnd en rijk gekleed en gekapt en zijn de dorpelingen boers en ongecultiveerd en bovenal onbescheiden (zoals het formaat van de penis van de boer toont) in hun dracht en gedrag. Ook zou dit een verwijzing kunnen zijn naar Salomon en Marcolf, die uiteinden van het continuum wijs en goed en dom en slecht vertegenwoordigen, weer een verdubbeling en tegenstelling. Een aangever hiervan, Theophrastus, is in de Middeleeuwen populair om zijn morele lessen in de vorm van de Charakteres, die weer worden besproken door Christine de Pisan, dochter van een aan het hof van Karel V als lijfarts en hofastroloog ontboden Italiaanse Thomas de Pizan.

De kracht om van die bevrediging af te kunnen zien maakt je geestelijk sterk. (Hoe zwak zijn wij, in het nu, met onze voortdurende onmiddellijke behoeftebevrediging…) En zo moeten we ook Jan van Berry en zijn kunstverzameling begrijpen. Een steeds groter arsenaal aan schoonheid en bezit waaraan de hertog zich kan laven, voortdurend gekieteld kan worden, tot hij in een “collector’s high” geraakt, een voortdurende prikkeling zonder orgasme.

Het verzamelen zien we gerealiseerd in de verdubbelingen, die ook tegenstellingen vertegenwoordigen, en daarmee de suggestie van voltooiing of afronding wekken. Niets is echter minder waar, aldus Baudrillard. En dat toont Berry ook aan, want hij laat onophoudelijk dingen maken en aanrukken om zijn verzameling uit te breiden. De beste poging die verzameling te voltooien is door hem vast te leggen in een inventaris, te weten de TRH. Maar zodra die inventaris is opgesteld in een nieuwe werk, moet dat werk ook weer onderdeel worden van de verzameling en dat veronderstelt een oneindige lus. (Hierover zijn mereologische punten te maken over de verhouding tussen delen en gehelen die ik zelf nog niet helemaal begrijp.) De TRH worden ook wel een staalkaart van 15e eeuwse schilderkunt genoemd. Daarmee heeft Jan van Berry zijn mecenaat veiliggesteld en is tegelijk zijn verzameling van verzamelingen een inventarisatie van een gehele eeuw aan kunstgeschiedenis en is het een voornaam onderdeel van die totale geschiedenis. Het erfgoed van Jan is veilig, zijn productiviteit bewezen, al is het niet in de vrouwelijke zin.

Slotoverweging

Kapitalisme en consumentisme geven ons geen geluk. Integendeel; we worden er alleen maar hebberiger van. Berry toont het aan: hij was rijk, omringd met schoonheid, maar eenzaam. “Waar je vannacht van droomt kun je morgen kopen,” een adagium van mijn rechtsliberale oma. Maar is dat wat ons bevredigt? Slavoj Zizek verklaart in zijn beschouwing van het Christendom dat het juist de beperkingen zijn in welke behoeften we bevredigd kunnen of willen zien die ons overeind houden. Als het doel, het object van affectie, bereikt is, dan moet er weer een nieuw doel komen en dat is een uitputtingsslag. Moedwillige beperking in het consummeren van kapitaal houdt het vuur aan. Je moet in een houtkachel ook de luchtgaten niet vol open zetten. Life fast die young. Als je een primaire behoefte onvervuld laat ontstaan er ook niet meer nieuwe behoeften. Zo kijk ik ook naar dit soort colleges: elk detail herbergt weer een raadsel, een geheim zo u wilt, en dat drijft me naar de bibliotheken en databanken om dat geheim te ontraadselen. En met elk antwoord rijzen er weer twee vragen. Oftewel: ik blijf mijn desire maar voor me uit duwen en het wordt steeds zwaarder. Is het dan niet beter om die raadsel te laten voor wat ze zijn en de kennis die me opzadelt met meer en meer vragen achter die éne gesloten deur te laten? Met andere woorden: bezint eer ge begint. Kijk uit wat voor diep donker konijnenhol we betreden de komende weken. U zoekt behaagd te worden, maar het zal u frustreren. Uiteindelijk leert u vooral over uw eigen condition humaine. Kunnen we nog genieten van schoonheid als het allemaal valluiken blijken te zijn?  Dat elk “hebben” een nieuwe willen tot gevolg heeft. U kunt nu nog terug.