Alles van waarde is weerloos, prijkt er op een hoog gebouw nabij mijn woning. Het is een citaat van Lucebert. De situatie is vreemd: het is in 1978 aangebracht op het kantoor van verzekeringsmaatschappij Nieuw Rotterdam, tegenwoordig een verzamelpand met 15000 vierkante meter kantoorruimte, voor 195 euro per vierkante meter per jaar. Dat gebouw, met een waarde van bijna 3 miljoen euro per jaar, zou dat weerloos zijn? Alleszins niet voor projectontwikkelaars.

Het gebouw ernaast, de Blakeburg, is weerlozer, want dat moet het veld ruimen voor een ambitieus nieuw gebouw van Ben van Berkel, de man die Rotterdam de Erasmusbrug gaf. In de pers wordt de Blakeburg een betonnen kantoorkolos genoemd, waarin de waardering al doorschemert. Het gebouw van Jan Hoogstad stamt uit 1977, is nog geen 50 jaar oud, maar moet weg, want het staat de groei van Rotterdam in de weg.

De zo kloeke, brutalistische vesting is weerloos, niet vanwege haar postuur of materiaal, maar vanwege de opvattingen van de poppenspelers; de mannen in de hoge torens die bepalen wat het gezicht van de wereld moet zijn. Hoogstad overlijdt op 3 oktober 2018, kort nadat de sloop van zijn Blakeburg wordt aangekondigd. Hij zal er zelf niet ongelukkig mee zijn geweest, want hij heeft zijn huik  naar de wind laten hangen. Opvolger Joost Ector ontwerpt met Ector Hoogstad architecten “kleurrijke marktconforme gebouwen”. Van de brutalistische jaren ’70 kon Hoogstad afscheid nemen, dankzij Ben van Berkel, die toch een beetje de stadsmarketeer van Rotterdam is geworden. Een klein beetje damnatio memoriae, waar het schikt.

Over weerloos gesproken: Lucebert kon zich ook niet verweren tegen zijn biografie, van de hand van Wim Hazeu, die te elfder uren moest worden omgeschreven omdat bleek dat Lucebert nazisympathieën had. Misschien wel beter dat de dichter zelf al 24 jaar dood was, maar voor zijn erfgoed — waaronder het kunstwerk aan de Blaak — was het minder gunstig. Het citaat, het oeuvre van Lucebert, was weerloos tegen dergelijke aantijgingen. De argeloze Hazeu was ook onvoorbereid: "Ik ben opgestaan van achter de tafel, naar buiten gelopen en heb staan kotsen."

Ik leun op de interpretatie van Peter Hofman als ik zeg dat het “bij het zijn niet in de eerste plaats [gaat] om de hoeveelheid; beslissend is of 'het' er is. Je weet nooit precies wat er was (regel 3): de werkelijke oorsprong der dingen is onzeker, onttrekt zich aan onze waarneming. En alles wat zich in een proces van ontwikkeling bevindt 'wordt willoos' (regel 4) en is dus niet in de hand te houden door wiens of welke wil dan ook.” In context: als het er eenmaal is, en het beweegt, dan begint er iets te bewegen dat niet meer bij te sturen valt. Het is niet willoos in de zin dat het niets doet, het is juist willoos omdat eender welke wil er met geen mogelijkheid meer verandering in kan aanbrengen. Dat is een mooie omschrijving voor het mechanisme dat ik met u vanavond wil bespreken: de kunstmarkt.

Terug naar onze kunst: een heel platte manier van waarde bepalen is het hanteren van de formule (breedte + hoogte) x kunstenaarsniveau x kostenfactor = prijs schilderij. Dit werkt voor een bepaald soort kunst, namelijk het tweedimensionale soort. Daarbij moet de kunstenaar een “niveau” worden toegekend. Dat niveau is voor aan academies afgestudeerde kunstenaars ongeveer 6.

Waarde is, zo wordt gesteld, ook sterk afhankelijk van idiosyncratische waardering; dat wil zeggen, afhankelijk van onze eigen ideeën over wat belangrijk of waardevol is. Kunstervaring is een bij uitstek emotionele ervaring. Afhankelijk van die ervaring dichten we een werk formaat of waarde toe.