If your pictures aren't good enough, you're not close enough.

Op 22 oktober 1913 wordt in Pest, Hongarije, de latere Robert Capa geboren als André Friedmann, zoon van arme Joodse ouders die doorlopend bekvechten. Friedmann bleek al vroeg een avonturier, romanticus en waaghals. Zijn vrienden noemen hem Capa, het Hongaarse woord voor haai. Friedmann was een wilde autonome geest, altijd op onderzoek uit, liefst in het oog van de storm.

In 1931, hij is dan 17, ontvlucht Friedmann Hongarije om aan de hete adem van het oprukkende fascisme te ontkomen. Hij belandt in Berlijn, op zoek naar een oude vriendin en fotografe, Eva Besnyö. Friedmann studeert politieke wetenschappen, maar als het geld opraakt besluit hij definitief te stoppen met zijn studie en fotograaf te worden: beelden zijn universeel en Friedmann’s Duits is nog altijd matig. Besnyö brengt hem in contact met Otto Umbehrs, werkzaam bij Dephot (Deutscher Photodienst). De hectiek van Dephot is precies wat Friedmann zoekt. Hij assisteert fotograaf Felix Man bij diens portrettering van de stad Berlijn en raakt behendig met de Leica, een relatief nieuw en handzaam model fotocamera dat Friedmann / Capa tot zijn dood in 1954 meedraagt naar de vele strijdfronten die hij bezoekt. In 1932 krijgt hij zijn eerste officiële opdracht: het fotograferen van Trotski’s redevoering in Kopenhagen. Het resultaat is technisch abominabel maar een precursos voor de signatuur van Robert Capa: intens en in your face.

Met de opkomst van Hitler wordt de grond ook in Duitsland Friedmann te heet onder de voeten en hij vlucht naar Parijs, een stad die naadloos past bij zijn impulsieve en ietwat bohemien karakter. Friedmanns losgeslagen lifestyle heeft zijn reputatie meer kwaad dan goed gedaan en hij zwerft door de stad, met een vaste gang naar de lommerd voor geld, telkenmale ternauwernood zijn dierbare Leica behoudend. In Parijs ontmoet hij de vrouw in zijn leven: Gerda Pohorylles (later, in navolging van Capa, Gerda Taro) en creëert hij zijn alter ego Robert Capa, een samenvoeging van downright Amerikaans en zijn oude Hongaarse bijnaam. Capa biedt Friedmann nieuwe mogelijkheden, een nieuwe reputatie en meer geld voor hetzelfde werk.

In 1936 trekt Capa met Taro naar Spanje waar hij, gewapend met de Leica, het oprukkende fascisme kan bevechten, tezamen met vele andere vrijwillige burgersoldaten. In september van hetzelfde jaar maakt Capa de foto die hem definitief lanceert als fotograaf: de Vallende Soldaat. Deze foto representeert als geen ander Capa’s politieke gedachten en zijn mentaliteit als avonturier en waaghals. Ook daarom wordt aan de authenticiteit van deze foto getwijfeld, door onder meer vooraanstaand journalist Phillip Knightley. Maar gaat deze discussie niet aan het doel van de foto voorbij?

Er schijnt consensus te zijn over de aard van de Vallende Soldaat: het gaat hier inderdaad om Frederico Borrell Garcia, want dat was de enige soldaat die op die dag in dat gebied omkwam. Maar wie is dan de tweede soldaat op een tweede foto, gepubliceerd in Vu in 1936? Was Borrells dood een stray bullet of een gericht slachtoffer? Was het een scène met ongelukkige afloop of een veldslag?

Verschillende schrijvers en journalisten hebben zich in de loop van de tijd bezig gehouden met de authenticiteit van de Vallende Soldaat. Richard Whelan, de officiële biograaf van Robert Capa, heeft geprobeerd te bewijzen dat de foto echt is, met een diepgaande studie naar de identiteit van de soldaat. Isabel Hilton, journaliste bij The Guardian, stelt dat Borrell poseerde voor Capa, die enigszins teleurgesteld in het gebrek aan actie besloot dan maar actie te ensceneren. Eerst fotografeert hij de geënsceneerde dood van een anonieme soldaat. Daarna, terwijl Borrell staat te poseren voor Capa, ziet de oppositie haar kans schoon en treft Borrell dodelijk in het hoofd. Dit verklaart Capa’s inconsistente verklaringen over de foto en de totstandkoming ervan; hij rekende zichzelf de dood van Borrell aan. Zou hij niet geposeerd hebben, dan was Borrell wellicht nooit getroffen. Hetzelfde concludeert Alex Kershaw, officieus biograaf van Robert Capa, in zijn boek “Blood and champagne”, waarin hij een uitvoerige studie maakt naar de gebeurtenissen van die 5e september 1936 en een opsomming maakt van de mogelijke scenario’s.

Maar het gaat in de (foto)journalistiek om de impact van de afbeelding, niet om de waarheid als artistiek of moreel oordeel. Veel foto’s zijn en worden nog steeds geënsceneerd of bewerkt. Nieuws wordt gemaakt, niet gebracht. Zie hiervoor bijvoorbeeld de foto van de Iraanse raketlancering zoals die door vele kranten op de voorpagina werd geplaatst, in juli 2008. Of een rokend Beirut, kracht bijgezet door de clonetool van Photoshop, om de Israelische aanvallen een tikkeltje aan te zetten. Of een foto van de bomaanslagen op het Madrileense treinstation van maart 2004 die in veel kranten selectief ontkleurd werd om de gruwelijke details (afgerukte ledematen) te camoufleren. En zijn de foto’s zelf niet bewerkt, dan worden ze wel tendentieus in een context geplaatst of dramatisch aangekleed: een techniek die fotografen zouden moeten beheersen, al getuigt dat niet van de objectiviteit die eigen is aan het, volgens leken, neutrale oog van de camera. Isabel Hilton’s artikel draagt dan ook de veelzeggende titel “The camera never lies. But photographers can and do”. Hetzelfde geldt voor Capa, die niet in de eerste plaats foto’s wilde maken, maar deel wilde uitmaken van actie, dynamiek en gevaar. Fotojournalistiek was voor Capa de enige manier om te overleven. Dat is ook af te lezen aan de technische onvolkomenheden waaraan zijn werk rijk is. Capa is immers geen geschoold fotograaf. Maar de techniek is slechts ondergeschikt aan de emotie. Robert Capa treedt buiten het paradigma van waarheid en objectiviteit en richt zich op het effect van de afbeelding. En hij weet hoe hij de sensatie moet bewerkstelligen: “If you want to get good action shots, they mustn’t be in true focus,” waar ook zijn officiële biografie, “Slightly out of focus”, op hint.

Capa zegt in een interview in 1937: “The truth is the best picture, the best propaganda.” Maar het gaat hier om een andere soort, een grotere waarheid in fotografie. De Vallende Soldaat communiceert een anti-fascistische boodschap en de verschrikkingen van oorlog, niet het ontvallen van Frederico Borrell Garcia of de sensatielust van Robert Capa, hoewel het ensceneren van oorlogsfoto’s zoiets wel insinueert. In retrospect krijgt de Vallende Soldaat uiteindelijk zijn verdiende waardering.